النور   سورة  : An-Noor


سورة Sura   النور   An-Noor
يُقَلِّبُ اللَّهُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَعِبْرَةً لِّأُولِي الْأَبْصَارِ (44) وَاللَّهُ خَلَقَ كُلَّ دَابَّةٍ مِّن مَّاءٍ ۖ فَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَىٰ بَطْنِهِ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَىٰ رِجْلَيْنِ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَىٰ أَرْبَعٍ ۚ يَخْلُقُ اللَّهُ مَا يَشَاءُ ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ (45) لَّقَدْ أَنزَلْنَا آيَاتٍ مُّبَيِّنَاتٍ ۚ وَاللَّهُ يَهْدِي مَن يَشَاءُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ (46) وَيَقُولُونَ آمَنَّا بِاللَّهِ وَبِالرَّسُولِ وَأَطَعْنَا ثُمَّ يَتَوَلَّىٰ فَرِيقٌ مِّنْهُم مِّن بَعْدِ ذَٰلِكَ ۚ وَمَا أُولَٰئِكَ بِالْمُؤْمِنِينَ (47) وَإِذَا دُعُوا إِلَى اللَّهِ وَرَسُولِهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ إِذَا فَرِيقٌ مِّنْهُم مُّعْرِضُونَ (48) وَإِن يَكُن لَّهُمُ الْحَقُّ يَأْتُوا إِلَيْهِ مُذْعِنِينَ (49) أَفِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ أَمِ ارْتَابُوا أَمْ يَخَافُونَ أَن يَحِيفَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ وَرَسُولُهُ ۚ بَلْ أُولَٰئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ (50) إِنَّمَا كَانَ قَوْلَ الْمُؤْمِنِينَ إِذَا دُعُوا إِلَى اللَّهِ وَرَسُولِهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ أَن يَقُولُوا سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا ۚ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ (51) وَمَن يُطِعِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَيَخْشَ اللَّهَ وَيَتَّقْهِ فَأُولَٰئِكَ هُمُ الْفَائِزُونَ (52) ۞ وَأَقْسَمُوا بِاللَّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لَئِنْ أَمَرْتَهُمْ لَيَخْرُجُنَّ ۖ قُل لَّا تُقْسِمُوا ۖ طَاعَةٌ مَّعْرُوفَةٌ ۚ إِنَّ اللَّهَ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ (53)
الصفحة Page 356
(44) Allah wisselt de dag en de nacht af. Voorwaar, daarin is zeker een lering voor de bezitters van inzicht.
(45) En Allah schiep ieder levend wezen uit water; onder hen er die zich op hun buiken voortbewegen en onder hen zijn er die op twee (voeten) lopen en onder hen zijn er die op vier (poten) lopen. Allah schept wat Hij wil. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.
(46) Wij hebben zeker duidelijke Verzen neergezonden en Allah leidt wie Hij wil naar een recht pad.
(47) En zij (de huichelaars) zeggen: "Wij geloven in Allah en de Boodschapper en wij gehoorzamen." Vervolgens wendt een groep van hen zich daarna af. En zij zijn niet de gelovigen.
(48) En wanneer zij tot Allah en Zijn Boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, dan is er een groep onder hen die zich afwendt.
(49) Maar indien het recht aan hun kant is, begeven zij zich nederig naar hem.
(50) Is er een ziekte in hun harten, of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allah en Zijn Boodschapper onrechtvardig voor hen zijn? Integendeel, zij zijn degenen die de onrechtvaardigen zijn.
(51) De woorden van de gelovigen, wanneer zij naar Allah en Zijn Boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, zijn slechts dat zij zeggen: "Wij horen en wij gehoorzamen." En zij zijn degenen die de welslagenden zijn.
(52) En wie Allah en Zijn Boodschapper gehoorzaamt en bang voor Allah is en Hem vreest: zij zijn degenen die de overwinnaars zijn.
(53) En zij zweren bij Allah met hun duurste eden, dat als jij hen zou bevelen, zij (hun huizen) zouden verlaten. Zeg: "Zweert niet! (Jullie) gehoorzaamheid is bekend: voorwaar, Allah is Alwetend over wat jullie doen.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022