الزخرف   سورة  : Az-Zukhruf


سورة Sura   الزخرف   Az-Zukhruf
وَلِبُيُوتِهِمْ أَبْوَابًا وَسُرُرًا عَلَيْهَا يَتَّكِئُونَ (34) وَزُخْرُفًا ۚ وَإِن كُلُّ ذَٰلِكَ لَمَّا مَتَاعُ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ۚ وَالْآخِرَةُ عِندَ رَبِّكَ لِلْمُتَّقِينَ (35) وَمَن يَعْشُ عَن ذِكْرِ الرَّحْمَٰنِ نُقَيِّضْ لَهُ شَيْطَانًا فَهُوَ لَهُ قَرِينٌ (36) وَإِنَّهُمْ لَيَصُدُّونَهُمْ عَنِ السَّبِيلِ وَيَحْسَبُونَ أَنَّهُم مُّهْتَدُونَ (37) حَتَّىٰ إِذَا جَاءَنَا قَالَ يَا لَيْتَ بَيْنِي وَبَيْنَكَ بُعْدَ الْمَشْرِقَيْنِ فَبِئْسَ الْقَرِينُ (38) وَلَن يَنفَعَكُمُ الْيَوْمَ إِذ ظَّلَمْتُمْ أَنَّكُمْ فِي الْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ (39) أَفَأَنتَ تُسْمِعُ الصُّمَّ أَوْ تَهْدِي الْعُمْيَ وَمَن كَانَ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ (40) فَإِمَّا نَذْهَبَنَّ بِكَ فَإِنَّا مِنْهُم مُّنتَقِمُونَ (41) أَوْ نُرِيَنَّكَ الَّذِي وَعَدْنَاهُمْ فَإِنَّا عَلَيْهِم مُّقْتَدِرُونَ (42) فَاسْتَمْسِكْ بِالَّذِي أُوحِيَ إِلَيْكَ ۖ إِنَّكَ عَلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ (43) وَإِنَّهُ لَذِكْرٌ لَّكَ وَلِقَوْمِكَ ۖ وَسَوْفَ تُسْأَلُونَ (44) وَاسْأَلْ مَنْ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ مِن رُّسُلِنَا أَجَعَلْنَا مِن دُونِ الرَّحْمَٰنِ آلِهَةً يُعْبَدُونَ (45) وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَىٰ بِآيَاتِنَا إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ فَقَالَ إِنِّي رَسُولُ رَبِّ الْعَالَمِينَ (46) فَلَمَّا جَاءَهُم بِآيَاتِنَا إِذَا هُم مِّنْهَا يَضْحَكُونَ (47)
الصفحة Page 492
(34) En voor hun huizen (zilveren) deuren en rustbanken waarop zij zich neervleien.
(35) En (gouden) versieringen. En dat alles is slechts een vergankelijke genieting van het aardse leven, mar het Hiernamaals is bij jouw Heer voor de Moettaqôen.
(36) Ein wie nalating is in het gedenken van de Erbarmer; voor hem zullen Wij een Satan aanstellen en die zal een metgezel voor hem zijn.
(37) En voorwaar, zij zullen hen zeker afhouden van de Weg en zij denken dat zij rechtgeleid zijn.
(38) Totdat, wanneer hij tot Ons komt, hij (tot zijn metgezel) zegt: "O wee, was de afstand tussen mij en jou maar als die tussen de zonsopgang en de zonsondergang, (jij bent) de slechtste metgezel."
(39) Maar het zal jullie op die Dag niet baten, wanneer jullie onrecht pleegden, dat jullie in de bestraffing bijelkaar zijn.
(40) Kan jij dan de dove doen horen, of de blinde (van hart) leiden, of hij die in duidelijke dwaling verkeert?
(41) Als Wij jou dan wegnemen (v??rdat Wij hen bestraffen), dan zullen Wij hen zeker bestraffen.
(42) Of Wij laten jou zien, wat Wij hun hebben aangezegd: voorwaar, Wij zijn Machthebbers over hen.
(43) Houd je daarom vast aan wat aan jou is geopenbaard. Voorwaar, jij bevindt je op het rechte Pad.
(44) En voorwaar, hij (de Koran) is een eer voor jou en jouw volk. En zij zullen worden ondervraagd.
(45) En vraag aan wie Wij v??r jou hebben gezonden van Onze Boodschappers: "Hebben Wij naast de Erbarmer goden gemada om te aanbidden?"
(46) En voorzeker, Wij hebben Môesa met Onze Tekenen naar Fir'aun en zijn vooraanstaanden gezonden, en hij zei toen: "Voorwaar, ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden."
(47) Toen hij tot hen met Om Tekenen kwam, toen lachten zij erom.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022