المؤمنون   سورة  : Al-Muminoon


سورة Sura   المؤمنون   Al-Muminoon
أَلَمْ تَكُنْ آيَاتِي تُتْلَىٰ عَلَيْكُمْ فَكُنتُم بِهَا تُكَذِّبُونَ (105) قَالُوا رَبَّنَا غَلَبَتْ عَلَيْنَا شِقْوَتُنَا وَكُنَّا قَوْمًا ضَالِّينَ (106) رَبَّنَا أَخْرِجْنَا مِنْهَا فَإِنْ عُدْنَا فَإِنَّا ظَالِمُونَ (107) قَالَ اخْسَئُوا فِيهَا وَلَا تُكَلِّمُونِ (108) إِنَّهُ كَانَ فَرِيقٌ مِّنْ عِبَادِي يَقُولُونَ رَبَّنَا آمَنَّا فَاغْفِرْ لَنَا وَارْحَمْنَا وَأَنتَ خَيْرُ الرَّاحِمِينَ (109) فَاتَّخَذْتُمُوهُمْ سِخْرِيًّا حَتَّىٰ أَنسَوْكُمْ ذِكْرِي وَكُنتُم مِّنْهُمْ تَضْحَكُونَ (110) إِنِّي جَزَيْتُهُمُ الْيَوْمَ بِمَا صَبَرُوا أَنَّهُمْ هُمُ الْفَائِزُونَ (111) قَالَ كَمْ لَبِثْتُمْ فِي الْأَرْضِ عَدَدَ سِنِينَ (112) قَالُوا لَبِثْنَا يَوْمًا أَوْ بَعْضَ يَوْمٍ فَاسْأَلِ الْعَادِّينَ (113) قَالَ إِن لَّبِثْتُمْ إِلَّا قَلِيلًا ۖ لَّوْ أَنَّكُمْ كُنتُمْ تَعْلَمُونَ (114) أَفَحَسِبْتُمْ أَنَّمَا خَلَقْنَاكُمْ عَبَثًا وَأَنَّكُمْ إِلَيْنَا لَا تُرْجَعُونَ (115) فَتَعَالَى اللَّهُ الْمَلِكُ الْحَقُّ ۖ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْكَرِيمِ (116) وَمَن يَدْعُ مَعَ اللَّهِ إِلَٰهًا آخَرَ لَا بُرْهَانَ لَهُ بِهِ فَإِنَّمَا حِسَابُهُ عِندَ رَبِّهِ ۚ إِنَّهُ لَا يُفْلِحُ الْكَافِرُونَ (117) وَقُل رَّبِّ اغْفِرْ وَارْحَمْ وَأَنتَ خَيْرُ الرَّاحِمِينَ (118)
الصفحة Page 349
(105) Zijn Mijn Verzen dan niet aan jullie voorgedragen? Toen plachten jullie ze te loochenen.
(106) Zij zelden: "Onze Heer, wij zijn overwonnen door ons ongeluk en wij waren een dwalend volk.
(107) Onze Heer, haal ons hieruit! Als wij het herhalen: voorwaar, dan zijn wij onrechtvaardigen."
(108) Hij zei: "Blijft daarin en lijdt. En spreekt niet tot Mij."
(109) Voorwaar, er is een groep onder Mijn dienaren die zegt: "Onze Heer, wij geloofden, vergeef ons daarom en schenk ons Barmhartigheid en U bent de Beste der Bamhartigen."
(110) Toen maakten jullie hen tot een onderwerp van bespotting, totdat jullie vergaten Mij te gedenken. En jullie plachten ben uit te lachen.
(111) Voorwaar, Ik gaf hun op die Dag een beloning omdat zij geduldig waren: en voorwaar, zij zijn de winnaars.
(112) Hij (Allah) zei: "Hoeveel jaren verbleven jullie op de aarde?"
(113) Zij zeiden: "Wij verbleven daar een dag of een gedeelte van een dag, vraag het aan de rekenaars."
(114) Hij (Allah) zei: "Jullie verbleven er maar kort, als jullie het weten.
(115) Dachten jullie dat Wij jullie zo maar geschapen hebben? En dat jullie niet tot Ons terugkeren?"
(116) Verheven is Allah, de Ware Koning er is geen god dan Hij, Heer van de Edele Troon.
(117) En wie een andere god aanroept naast Allah, waarvoor hij geen bewijs heeft: voorwaar, zijn afrekening is bij zijn Heer. Voorwaar, de ongelovigen zullen niet welslagen.
(118) En zeg: "Vergeef en begenadig, en U bent de Beste van de Bamhartigen."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022