الأعراف   سورة  : Al-A'raaf


سورة Sura   الأعراف   Al-A'raaf
وَاذْكُرُوا إِذْ جَعَلَكُمْ خُلَفَاءَ مِن بَعْدِ عَادٍ وَبَوَّأَكُمْ فِي الْأَرْضِ تَتَّخِذُونَ مِن سُهُولِهَا قُصُورًا وَتَنْحِتُونَ الْجِبَالَ بُيُوتًا ۖ فَاذْكُرُوا آلَاءَ اللَّهِ وَلَا تَعْثَوْا فِي الْأَرْضِ مُفْسِدِينَ (74) قَالَ الْمَلَأُ الَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا مِن قَوْمِهِ لِلَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا لِمَنْ آمَنَ مِنْهُمْ أَتَعْلَمُونَ أَنَّ صَالِحًا مُّرْسَلٌ مِّن رَّبِّهِ ۚ قَالُوا إِنَّا بِمَا أُرْسِلَ بِهِ مُؤْمِنُونَ (75) قَالَ الَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا إِنَّا بِالَّذِي آمَنتُم بِهِ كَافِرُونَ (76) فَعَقَرُوا النَّاقَةَ وَعَتَوْا عَنْ أَمْرِ رَبِّهِمْ وَقَالُوا يَا صَالِحُ ائْتِنَا بِمَا تَعِدُنَا إِن كُنتَ مِنَ الْمُرْسَلِينَ (77) فَأَخَذَتْهُمُ الرَّجْفَةُ فَأَصْبَحُوا فِي دَارِهِمْ جَاثِمِينَ (78) فَتَوَلَّىٰ عَنْهُمْ وَقَالَ يَا قَوْمِ لَقَدْ أَبْلَغْتُكُمْ رِسَالَةَ رَبِّي وَنَصَحْتُ لَكُمْ وَلَٰكِن لَّا تُحِبُّونَ النَّاصِحِينَ (79) وَلُوطًا إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ أَتَأْتُونَ الْفَاحِشَةَ مَا سَبَقَكُم بِهَا مِنْ أَحَدٍ مِّنَ الْعَالَمِينَ (80) إِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ الرِّجَالَ شَهْوَةً مِّن دُونِ النِّسَاءِ ۚ بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ مُّسْرِفُونَ (81)
الصفحة Page 160
(74) En (gedenkt) toen Hij jullie tot opvolgers aanstelde na (de ondergang van) de 'Ad en Hij jullie op aarde vestigde. Jullie namen van haar vlakten om er paleizen (op te bouwen) en jullie namen van de bergen om er huizen uit te houwen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah en sticht geen onheil op de aarde, als verderfzaaiers.
(75) De vooraannstaanden, van degenen die hoogmoedig waren onder zijn volk, zeiden tot de nederigen onder hen die geloofden: "Weten jullie dat Shâlat een door zijn Heer gezondene is?" Zij zeiden: "Voorwaar, wij geloven in hetgeen warmee hij is gezonden."
(76) Degenen die hoogmoedig waren, zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen waarin jullie geloven."
(77) Zij slachtten de vrouwtjeskameel en zij minachtten het bevel van hun Heer en zij zeiden: "O Shâlih, laat het aangezegde (de bestraffing) tot ons komen, als jij tot de gezanten behoort!"
(78) Toen greep de aardbeving hen, waardoor zij doden in hun huizen werden.
(79) Toen wendde hij (Shâlih) zich van hen af en zei. "O mijn volk, voorzeker, ik heb jullie een Boodschap van mijn Heer vorkondigd en jullie raad gegeven, maar jullie houden niet van de raadgevers."
(80) En (gedenkt) Lôeth, toen hij tot zijn volk zei: "Begaan jullie zedeloosheid die nog niemand van de bewoners van de werelden v??r jullie heeft begaan?
(81) Voorwaar, jullie naderen zeker wellustig mannen in plaats van vrouwen. Jullie zijn zelfs ten overschrijdend volk."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022