العصر Al-Asr
(1) Bij de tijd.
(2) Voorwaar, de mens lijdt zeker verlies.
(3) Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten en elkaar aansporen tot de Waarheid en elkaar aansporen tot geduld.
الهمزة Al-Humaza
(1) Wee elke lasteraar en roddelaar.
(2) Degene die bezit verzamelt en het telkens telt.
(3) Hij denkt dat zijn bezit hem eeuwiglevend maakt.
(4) Nee! Hij zal zeker in de vernietiger gesmeten worden.
(5) En wat doet jou weten wat de vernietiger is?
(6) Het door Allah aangestoken Vuur (de Hel).
(7) Dat tot in de harten doordringt.
(8) Voorwaar, het zal hen omhullen.
(9) In langgerekte zuilen.
الفيل Al-Fil
(1) Heb jij niet vernomen hoe jouw Heer met de mensen van de olifant heeft gehandeld?
(2) Heeft Hij hun plan niet verijdeld?
(3) En Hij heeft over hen zwermen vogels gezonden.
(4) Die stenen van klei op hen wierpen.
(5) Zo maakte Hij hen als (door wormen) aangevreten bladeren.