الصافات   سورة  : As-Saaffaat


سورة Sura   الصافات   As-Saaffaat
فَكَذَّبُوهُ فَإِنَّهُمْ لَمُحْضَرُونَ (127) إِلَّا عِبَادَ اللَّهِ الْمُخْلَصِينَ (128) وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ (129) سَلَامٌ عَلَىٰ إِلْ يَاسِينَ (130) إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ (131) إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ (132) وَإِنَّ لُوطًا لَّمِنَ الْمُرْسَلِينَ (133) إِذْ نَجَّيْنَاهُ وَأَهْلَهُ أَجْمَعِينَ (134) إِلَّا عَجُوزًا فِي الْغَابِرِينَ (135) ثُمَّ دَمَّرْنَا الْآخَرِينَ (136) وَإِنَّكُمْ لَتَمُرُّونَ عَلَيْهِم مُّصْبِحِينَ (137) وَبِاللَّيْلِ ۗ أَفَلَا تَعْقِلُونَ (138) وَإِنَّ يُونُسَ لَمِنَ الْمُرْسَلِينَ (139) إِذْ أَبَقَ إِلَى الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ (140) فَسَاهَمَ فَكَانَ مِنَ الْمُدْحَضِينَ (141) فَالْتَقَمَهُ الْحُوتُ وَهُوَ مُلِيمٌ (142) فَلَوْلَا أَنَّهُ كَانَ مِنَ الْمُسَبِّحِينَ (143) لَلَبِثَ فِي بَطْنِهِ إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ (144) ۞ فَنَبَذْنَاهُ بِالْعَرَاءِ وَهُوَ سَقِيمٌ (145) وَأَنبَتْنَا عَلَيْهِ شَجَرَةً مِّن يَقْطِينٍ (146) وَأَرْسَلْنَاهُ إِلَىٰ مِائَةِ أَلْفٍ أَوْ يَزِيدُونَ (147) فَآمَنُوا فَمَتَّعْنَاهُمْ إِلَىٰ حِينٍ (148) فَاسْتَفْتِهِمْ أَلِرَبِّكَ الْبَنَاتُ وَلَهُمُ الْبَنُونَ (149) أَمْ خَلَقْنَا الْمَلَائِكَةَ إِنَاثًا وَهُمْ شَاهِدُونَ (150) أَلَا إِنَّهُم مِّنْ إِفْكِهِمْ لَيَقُولُونَ (151) وَلَدَ اللَّهُ وَإِنَّهُمْ لَكَاذِبُونَ (152) أَصْطَفَى الْبَنَاتِ عَلَى الْبَنِينَ (153)
الصفحة Page 451
(127) Toen loochenden zij hem, daarom worden zij zeker voorgeleiden (voor de bestraffing).
(128) Behalve de dienaren van Allah die zuiver in hun aanbidding zijn.
(129) En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
(130) Vrede zij met Ilyâs.
(131) Voorwaar, zo belonen wij de weldoeners.
(132) Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
(133) En voorwaar, Lôeth behoort zeker tot de gezondenen.
(134) (Gedenk) toen Wij hem en zijn volgelingen allen hebben gered.
(135) Behalve een vrouw (zijn echtgenote) die tot de achterblijvers behoorde.
(136) Vervolgens vernietigden Wij de overigen.
(137) En voorwaar, jullie gaan in de ochtend aan hen (de ruïnes van hun steden) voorbij.
(138) En ook in de nacht, denken jullie dan niet na?
(139) En voorwaar, Yôenoes behoort zeker tot de gezondenen.
(140) (Gedenkt) toen hij wegliep naar het volgeladen schip.
(141) Toen lootte hij (om een plaats erop) en bij behoorde daarop tot de verliezers.
(142) Toen slokte de vis hem op en hij verweet zichzelf.
(143) En als hij niet tot degenen die de Glorie van Allah prezen behoord had.
(144) Zou hij zeker in zijn buik zijn gebleven, tot de Dag waarop zij worden opgewekt.
(145) Toen wierpen Wij hem eruit, op een kale vlakte, en hij was ziek.
(146) En Wij deden over hem een boom groeien met veel bladeren.
(147) En Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer.
(148) Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.
(149) Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen.
(150) Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen?
(151) Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen:
(152) "Allah heeft kinderen verwekt." Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars.
(153) Heeft Hij dochters verkozen boven zonen?
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022