(12) O Boodschapper, als de gelovige vrouwen tot jou gekomen zijn om trouw aan jou te zweren, (zwerend) dat zij geen deelgenoot aan Allah toekennen, en niet stelen en geen ontucht plegen en hun kinderen niet vermoorden, en geen leugen verzinnen over wat tussen hun handen en hun voeten is, en dat zij jou niet in het goede ongehoorzaam zijn: aanvaard dan hun trouw en vraag voor hen vergeving aan Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
(13) O jullie die geloven, neemt geen volk waarop Allah vertoornd is tot vrienden. Waarlijk, zij wanhopen aan het Hiernamaals, zoals de ongelovigen wanhopen aan (de opwekking van) de bewoners van de graven.
الصف As-Saff
(1) Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst de Glorie van Allah. En Hij is de Almachtige, de Alwijze.
(2) O jullie die geloven, waarom zeggen jullie wat jullie niet doen?
(3) Groot is de woede bij Allah dat jullie zeggen wat jullie niet doen.
(4) Voorwaar, Allah houdt van degenen die in slagorde strijden op Zijn Weg, alsof zij een hecht gevoegd bouwwerk zijn.
(5) En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "O mijn volk, waarom kwetsen jullie mij terwijl jullie waarlijk weten dat ik voor jullie de Boodschapper van Allah ben?" Toen zij dwaling verkozen liet Allah hun harten dwalen. En Allah leidt het zwaar zondige volk niet.