الانسان   سورة  : Al-Insaan


سورة Sura   الانسان   Al-Insaan
كَلَّا بَلْ تُحِبُّونَ الْعَاجِلَةَ (20) وَتَذَرُونَ الْآخِرَةَ (21) وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ نَّاضِرَةٌ (22) إِلَىٰ رَبِّهَا نَاظِرَةٌ (23) وَوُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ بَاسِرَةٌ (24) تَظُنُّ أَن يُفْعَلَ بِهَا فَاقِرَةٌ (25) كَلَّا إِذَا بَلَغَتِ التَّرَاقِيَ (26) وَقِيلَ مَنْ ۜ رَاقٍ (27) وَظَنَّ أَنَّهُ الْفِرَاقُ (28) وَالْتَفَّتِ السَّاقُ بِالسَّاقِ (29) إِلَىٰ رَبِّكَ يَوْمَئِذٍ الْمَسَاقُ (30) فَلَا صَدَّقَ وَلَا صَلَّىٰ (31) وَلَٰكِن كَذَّبَ وَتَوَلَّىٰ (32) ثُمَّ ذَهَبَ إِلَىٰ أَهْلِهِ يَتَمَطَّىٰ (33) أَوْلَىٰ لَكَ فَأَوْلَىٰ (34) ثُمَّ أَوْلَىٰ لَكَ فَأَوْلَىٰ (35) أَيَحْسَبُ الْإِنسَانُ أَن يُتْرَكَ سُدًى (36) أَلَمْ يَكُ نُطْفَةً مِّن مَّنِيٍّ يُمْنَىٰ (37) ثُمَّ كَانَ عَلَقَةً فَخَلَقَ فَسَوَّىٰ (38) فَجَعَلَ مِنْهُ الزَّوْجَيْنِ الذَّكَرَ وَالْأُنثَىٰ (39) أَلَيْسَ ذَٰلِكَ بِقَادِرٍ عَلَىٰ أَن يُحْيِيَ الْمَوْتَىٰ (40)
الانسان Al-Insaan
هَلْ أَتَىٰ عَلَى الْإِنسَانِ حِينٌ مِّنَ الدَّهْرِ لَمْ يَكُن شَيْئًا مَّذْكُورًا (1) إِنَّا خَلَقْنَا الْإِنسَانَ مِن نُّطْفَةٍ أَمْشَاجٍ نَّبْتَلِيهِ فَجَعَلْنَاهُ سَمِيعًا بَصِيرًا (2) إِنَّا هَدَيْنَاهُ السَّبِيلَ إِمَّا شَاكِرًا وَإِمَّا كَفُورًا (3) إِنَّا أَعْتَدْنَا لِلْكَافِرِينَ سَلَاسِلَ وَأَغْلَالًا وَسَعِيرًا (4) إِنَّ الْأَبْرَارَ يَشْرَبُونَ مِن كَأْسٍ كَانَ مِزَاجُهَا كَافُورًا (5)
الصفحة Page 578
(20) Nee! Jullie houden van het voorbijgaande.
(21) En jullie besteden geen aandacht aan het Hiernamaals.
(22) Gezichten zullen op die Dag verlicht zijn.
(23) Naar hun Heer zullen zij zien.
(24) En gezichten zullen op die Dag duister zijn.
(25) Zij weten zeker dat een verpletterende ramp over hen zal worden gebracht.
(26) Nee, wanneer de (laatste) adem in de keel stokt.
(27) En er gezegd wordt: "Wie kan genezen?"
(28) En hij beseft dat het afscheid is gekomen.
(29) En de benen (in doodsangst) over elkaar liggen.
(30) Naar jouw Heer worden zij Die Dag gesleept.
(31) Hij geloofde (de Koran en de Boodschapper) niet, en hij verrichtte de shalât niet.
(32) Maar hij loochende en hij wendde zich af.
(33) Daarna ging hij naar zijn verwanten, hoogmoedig.
(34) Wee jou, wee!
(35) Nogmaals, wee jou, wee!
(36) Denkt de mens dat hij ongemoeid zal worden gelaten?
(37) Was hij niet eerst een druppel van uitgestort sperma?
(38) En vervolgens een bloedklonter waarna Hij (hem) schiep en nauwkeurig vormde?
(39) Zo maakte Hij daarvan de twee geslachten, de man en de vrouw.
(40) Is Degene met zo'n macht niet in staat de doden tot leven te brengen?
الانسان Al-Insaan
(1) Voorzeker, er is voor de mens een periode geweest waarin hij in niets gedenkwaardig was.
(2) Voorwaar, Wij hebben de mens geschapen uit een gemengde druppel om hem te beproeven. Daarop gaven Wij hem het gehoor en gezichtsvermogen.
(3) Voorwaar, Wij wezen hem de Weg: wordt hij dankbaar of wordt hij ondankbaar?
(4) Voorwaar, voor de ongelovigen hebben Wij kettingen, en ketens en Sa'îr (de Hel) bereid.
(5) Voorwaar, de deugdzamen zullen drinken uit een beker waarvan de mengdrank van Kâfôer (kamfer) is.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022