الصافات   سورة  : As-Saaffaat


سورة Sura   الصافات   As-Saaffaat
فَلَمَّا أَسْلَمَا وَتَلَّهُ لِلْجَبِينِ (103) وَنَادَيْنَاهُ أَن يَا إِبْرَاهِيمُ (104) قَدْ صَدَّقْتَ الرُّؤْيَا ۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ (105) إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ الْبَلَاءُ الْمُبِينُ (106) وَفَدَيْنَاهُ بِذِبْحٍ عَظِيمٍ (107) وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ (108) سَلَامٌ عَلَىٰ إِبْرَاهِيمَ (109) كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ (110) إِنَّهُ مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ (111) وَبَشَّرْنَاهُ بِإِسْحَاقَ نَبِيًّا مِّنَ الصَّالِحِينَ (112) وَبَارَكْنَا عَلَيْهِ وَعَلَىٰ إِسْحَاقَ ۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحْسِنٌ وَظَالِمٌ لِّنَفْسِهِ مُبِينٌ (113) وَلَقَدْ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَارُونَ (114) وَنَجَّيْنَاهُمَا وَقَوْمَهُمَا مِنَ الْكَرْبِ الْعَظِيمِ (115) وَنَصَرْنَاهُمْ فَكَانُوا هُمُ الْغَالِبِينَ (116) وَآتَيْنَاهُمَا الْكِتَابَ الْمُسْتَبِينَ (117) وَهَدَيْنَاهُمَا الصِّرَاطَ الْمُسْتَقِيمَ (118) وَتَرَكْنَا عَلَيْهِمَا فِي الْآخِرِينَ (119) سَلَامٌ عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَارُونَ (120) إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ (121) إِنَّهُمَا مِنْ عِبَادِنَا الْمُؤْمِنِينَ (122) وَإِنَّ إِلْيَاسَ لَمِنَ الْمُرْسَلِينَ (123) إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ أَلَا تَتَّقُونَ (124) أَتَدْعُونَ بَعْلًا وَتَذَرُونَ أَحْسَنَ الْخَالِقِينَ (125) اللَّهَ رَبَّكُمْ وَرَبَّ آبَائِكُمُ الْأَوَّلِينَ (126)
الصفحة Page 450
(103) Toen zij zich (aan Allah) hadden overgegeven en hij hem op zijn slaap had gelegd (om te offeren).
(104) Toen riepen Wij tot hem: "O Ibrâhîm!
(105) Waarlijk, jij hebt de droom in waarheid vervuld. Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners."
(106) Voorwaar, dat is zeker de duidelijke beproeving.
(107) En Wij gaven hem ter vervanging een groot offerdier.
(108) En Wij maakten voor hem (zijn goede naam) blijvend onder de lateren.
(109) Vrede zij met Ibrâhîm.
(110) Zo belonen Wij de weldoeners.
(111) Voorwaar, hij behoort tot Onze gelovige dienaren.
(112) En Wij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) Ishâq, als een Profeet van de rechtschapenen.
(113) En Wij zegenden hem en Ishâq. En onder kun nakomelingen zijn er die weldoener zijn en (ook) die duidelijk onrechtvaardig voor zichzelf zijn.
(114) En voorzeker, Wij hebben Môesa en Hârôen begenadigd.
(115) En Wij hebben hen beiden en hun volk gered van de geweldige ramp.
(116) En Wij hielpen hen, waarop zij de overwinnaars werden.
(117) En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift (de Taurât).
(118) En Wij hebben Hen op het rechte Pad geleid.
(119) En Wij maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de lateren.
(120) Vrede zij met Môcsa en Harôen.
(121) Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners.
(122) Voorwaar, zij behoren tot Onze gelovige dienaren.
(123) En voorwaar. Ilyâs behoort zeker tot de Gezondenen.
(124) (Gedenkt) toen hij tot zijn volk zei: "Vrezen jullie (Allah) niet?
(125) Aanbidden jullie Ba'l (een afgod) en verlaten jullie de Beste der Scheppers?
(126) Allah is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022