النحل   سورة  : An-Nahl


سورة Sura   النحل   An-Nahl
وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّهُمْ يَقُولُونَ إِنَّمَا يُعَلِّمُهُ بَشَرٌ ۗ لِّسَانُ الَّذِي يُلْحِدُونَ إِلَيْهِ أَعْجَمِيٌّ وَهَٰذَا لِسَانٌ عَرَبِيٌّ مُّبِينٌ (103) إِنَّ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ لَا يَهْدِيهِمُ اللَّهُ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ (104) إِنَّمَا يَفْتَرِي الْكَذِبَ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْكَاذِبُونَ (105) مَن كَفَرَ بِاللَّهِ مِن بَعْدِ إِيمَانِهِ إِلَّا مَنْ أُكْرِهَ وَقَلْبُهُ مُطْمَئِنٌّ بِالْإِيمَانِ وَلَٰكِن مَّن شَرَحَ بِالْكُفْرِ صَدْرًا فَعَلَيْهِمْ غَضَبٌ مِّنَ اللَّهِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ (106) ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمُ اسْتَحَبُّوا الْحَيَاةَ الدُّنْيَا عَلَى الْآخِرَةِ وَأَنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ (107) أُولَٰئِكَ الَّذِينَ طَبَعَ اللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْغَافِلُونَ (108) لَا جَرَمَ أَنَّهُمْ فِي الْآخِرَةِ هُمُ الْخَاسِرُونَ (109) ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ هَاجَرُوا مِن بَعْدِ مَا فُتِنُوا ثُمَّ جَاهَدُوا وَصَبَرُوا إِنَّ رَبَّكَ مِن بَعْدِهَا لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ (110)
الصفحة Page 279
(103) En voorzeker, Wij weten dat zij zeggen: "Voorwaar, het is slechts een mens die hem onderwijst." De taal van degenen waar zli valselijk naar verwijzen is vreemd, maar dit is oen duidelijke Areibische taal.
(104) Voorwaar, (wat betreft) degenen die niet in de Verzen van Allah geloven: Allah zal hen niet leiden en voor hen zal er een pijnlijke bestraffing zijn.
(105) Voorwaar, degenen die de leugen verzinnen geloven niet in de Verzen van Allah. Zij zijn degenen die leugenaars zijn.
(106) Wie aan Allah ongelovig is na geloofd te hebben, behalve wie gedwongen is terwijl zijn hw in het geloof tot rust gekomen wn maar (voor) wie die zijn hart voor het ongeloof openstelde: voor hem is er de toom van Ailah en voor hem is er een geweldige bestraffing.
(107) Dat is omdat zij het wereldse leven verkiezen boven het Hiernamaals, en omdat Allah het ongelovige volk niet zal leiden.
(108) Zij zijn degenen bij wie Allah hun h"n en ban gehoor en hun zien vergrendeld heeft; en zij zijn degenen die onachtzaam zijn.
(109) Het is zeker dat zij in het N iernamals de verliezers zijn.
(110) Voorwaar dan, jouw Heer is voor degenen die uitgeweken zijn nadat zij op de proef gesteld werden en daarna streden en geduldig waren; voorwaar, jouw Heer is daarna (voor hen) zeker Vergevensgezind. Meest Bambartig.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022