(18) En Wij stuurden een afgepaste hoeveelheid water neer waarna Wij het blijvend in de grond vasthouden. En voorwaar, Wij zijn in staat het weer weg te nemen.
(19) Toen legden Wij daarmee voor jullie tuinen met palmen en druivenstruiken aan, met daaraan veel vruchten. En jullie eten daarvan.
(20) En (van) een boom die groeit op de berg Sinaî. die olie en een gerecht voor hen die eten levert.
(21) En voorwaar, in het vee is een lering voor jullie. Wij geven jullie te drinken uit hun buiken en voor jullie zijn daarin vele nuttige zaken en jullie eten daarvan.
(22) Op hen en op de schepen worden jullie vervoerd.
(23) En voorzeker, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden. Toen zei hij: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is geen andere god voor jullie dan Hij. Waarom vrezen jullie (Allah) niet?"
(24) Toen zeiden de vooraanstanden, die niet geloofden, van zijn volk: "Deze (man) is slechts een mens zoals jullie. Hij wenst uit te blinken boven jullie. En als Allah het gewild had, zou Hij Engelen hebben gestuurd. Wij hebben hierover van onze voorouders nog nooit gehoord.
(25) Hij is slechts een man die bezeten is, wacht daarom op hem tot een bepaald moment."
(26) Hij (Nôeh) zei: "O mijn Heer, help mij vanwege wat zij loochenen."
(27) Toen openbaarden Wij aan hem: "Bouw onder Ons toezicht en (volgens) Onze aanwijzing een schip. En als Ons bevel komt en de oven overkookt, ga dan aan boord, met van ieder (dier) twee, paarsgewijs, en jouw familie, behalve degene van hen tegen wie het Woord (van bestraffing) er eerder was. En spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij zullen verdronken worden.