النمل   سورة  : An-Naml


سورة Sura   النمل   An-Naml
إِنِّي وَجَدتُّ امْرَأَةً تَمْلِكُهُمْ وَأُوتِيَتْ مِن كُلِّ شَيْءٍ وَلَهَا عَرْشٌ عَظِيمٌ (23) وَجَدتُّهَا وَقَوْمَهَا يَسْجُدُونَ لِلشَّمْسِ مِن دُونِ اللَّهِ وَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ أَعْمَالَهُمْ فَصَدَّهُمْ عَنِ السَّبِيلِ فَهُمْ لَا يَهْتَدُونَ (24) أَلَّا يَسْجُدُوا لِلَّهِ الَّذِي يُخْرِجُ الْخَبْءَ فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَيَعْلَمُ مَا تُخْفُونَ وَمَا تُعْلِنُونَ (25) اللَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ ۩ (26) ۞ قَالَ سَنَنظُرُ أَصَدَقْتَ أَمْ كُنتَ مِنَ الْكَاذِبِينَ (27) اذْهَب بِّكِتَابِي هَٰذَا فَأَلْقِهْ إِلَيْهِمْ ثُمَّ تَوَلَّ عَنْهُمْ فَانظُرْ مَاذَا يَرْجِعُونَ (28) قَالَتْ يَا أَيُّهَا الْمَلَأُ إِنِّي أُلْقِيَ إِلَيَّ كِتَابٌ كَرِيمٌ (29) إِنَّهُ مِن سُلَيْمَانَ وَإِنَّهُ بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَٰنِ الرَّحِيمِ (30) أَلَّا تَعْلُوا عَلَيَّ وَأْتُونِي مُسْلِمِينَ (31) قَالَتْ يَا أَيُّهَا الْمَلَأُ أَفْتُونِي فِي أَمْرِي مَا كُنتُ قَاطِعَةً أَمْرًا حَتَّىٰ تَشْهَدُونِ (32) قَالُوا نَحْنُ أُولُو قُوَّةٍ وَأُولُو بَأْسٍ شَدِيدٍ وَالْأَمْرُ إِلَيْكِ فَانظُرِي مَاذَا تَأْمُرِينَ (33) قَالَتْ إِنَّ الْمُلُوكَ إِذَا دَخَلُوا قَرْيَةً أَفْسَدُوهَا وَجَعَلُوا أَعِزَّةَ أَهْلِهَا أَذِلَّةً ۖ وَكَذَٰلِكَ يَفْعَلُونَ (34) وَإِنِّي مُرْسِلَةٌ إِلَيْهِم بِهَدِيَّةٍ فَنَاظِرَةٌ بِمَ يَرْجِعُ الْمُرْسَلُونَ (35)
الصفحة Page 379
(23) Voorwaar, ik heb gezien dat een vrouw over hen heerst en zij beschikt over alle zaken en zij heeft een geweldige troon.
(24) Ik heb gezien dat zij en haar volk knielen voor de zon, naast Allah. En dat de Satan hun hun daden schoon doet toeschijnen en hen daarmee afleidt van de Weg. Zij volgen dus geen Leiding.
(25) Zodat zij zich niet voor Allah neerknielen, Degene Die voortbrengt wat verborgen is in de hemelen en op de aarde, en Die weet wat jullie verbergen en wat jullie openlijk doen.
(26) Allah, er is geen god dan Hij, de Heer van de Geweldige Troon."
(27) Hij (Soelaimân) zei: "Wij zullen zien of jij de waarheid verteld hebt of dat jij tot de leugenaars behoort.
(28) Ga heen met deze brief en geef hem aan hen; wend je dan van hen af en zie wat zij terugzeggen."
(29) Zij zei: "O vooraanstanden, aai mij is een edele brief bezorgd.
(30) Voorwaar, hij komt van Soelaimân en voorwaar, hij (luidt): "In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
(31) Verhef jezelf niet in hoogmoed boven mij en komt maar mij als overgegevenen."
(32) Zij zei: "O vooraanstanden, geeft mij raad in mijn zaak. Ik nam geen besluit over een zaak voordat jullie er getuigen van waren."
(33) Zij zeiden: "Wij beschikken over macht en wij beschikken over grote moed, maar de zaak berust bij U, zie daarom maar wat U beveelt."
(34) Zei zij: "Voorwaar, wanneer de koningen een stad binnengingen, zaaiden zij daar verderf en maakten zij de edelen onder haar inwoners tot vernederden; en zo handelen zij.
(35) En voorwaar, ik zal hun een geschenk sturen en zien waarmee de gezanten temgkeren."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022