ص   سورة  : Saad


سورة Sura   ص   Saad
ص Saad
ص ۚ وَالْقُرْآنِ ذِي الذِّكْرِ (1) بَلِ الَّذِينَ كَفَرُوا فِي عِزَّةٍ وَشِقَاقٍ (2) كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍ فَنَادَوا وَّلَاتَ حِينَ مَنَاصٍ (3) وَعَجِبُوا أَن جَاءَهُم مُّنذِرٌ مِّنْهُمْ ۖ وَقَالَ الْكَافِرُونَ هَٰذَا سَاحِرٌ كَذَّابٌ (4) أَجَعَلَ الْآلِهَةَ إِلَٰهًا وَاحِدًا ۖ إِنَّ هَٰذَا لَشَيْءٌ عُجَابٌ (5) وَانطَلَقَ الْمَلَأُ مِنْهُمْ أَنِ امْشُوا وَاصْبِرُوا عَلَىٰ آلِهَتِكُمْ ۖ إِنَّ هَٰذَا لَشَيْءٌ يُرَادُ (6) مَا سَمِعْنَا بِهَٰذَا فِي الْمِلَّةِ الْآخِرَةِ إِنْ هَٰذَا إِلَّا اخْتِلَاقٌ (7) أَأُنزِلَ عَلَيْهِ الذِّكْرُ مِن بَيْنِنَا ۚ بَلْ هُمْ فِي شَكٍّ مِّن ذِكْرِي ۖ بَل لَّمَّا يَذُوقُوا عَذَابِ (8) أَمْ عِندَهُمْ خَزَائِنُ رَحْمَةِ رَبِّكَ الْعَزِيزِ الْوَهَّابِ (9) أَمْ لَهُم مُّلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا ۖ فَلْيَرْتَقُوا فِي الْأَسْبَابِ (10) جُندٌ مَّا هُنَالِكَ مَهْزُومٌ مِّنَ الْأَحْزَابِ (11) كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍ وَعَادٌ وَفِرْعَوْنُ ذُو الْأَوْتَادِ (12) وَثَمُودُ وَقَوْمُ لُوطٍ وَأَصْحَابُ الْأَيْكَةِ ۚ أُولَٰئِكَ الْأَحْزَابُ (13) إِن كُلٌّ إِلَّا كَذَّبَ الرُّسُلَ فَحَقَّ عِقَابِ (14) وَمَا يَنظُرُ هَٰؤُلَاءِ إِلَّا صَيْحَةً وَاحِدَةً مَّا لَهَا مِن فَوَاقٍ (15) وَقَالُوا رَبَّنَا عَجِّل لَّنَا قِطَّنَا قَبْلَ يَوْمِ الْحِسَابِ (16)
الصفحة Page 453
ص Saad
(1) Shâd. Bij de Koran, bezitter van eer.
(2) Maar degenen die ongelovig zijn., verkeren in eigendunk en opstandigheid.
(3) Hoeveelgeneraties v??r hen hebben Wij niet vernietigd, die toen (tot Ons) riepen. Die tijd was niet de tijd om te vluchten.
(4) En zij verbaasden zich dat er om waarschuwer uit hun midden tot hen was gekomen. En de ongelovigen zeiden: "Dit is een liegende tovenaar!
(5) Heeft hij de goden tot één God gernaakt? Voorwaar, dit is zeker een verbazingwekkend iets."
(6) En de vooranstaanden onder hen gingen weg (zeggend:) "Ga door en wees geduldig met (de aanbidding van) jullie goden. Voorwaar, dat (van Moehammad) is zeker iets dat (tegen jullie) bedoeld is.
(7) En wij hebben hierover niets gehoord in de laatste godsdienst. Dit is niets dan een verzinsel."
(8) Is aan hem uit Ons midden de Vermaning neergezonden? Nee! Zij verkeren in twijfel over Mijn Vermaning. Nee! Zij hebben de bestraffing nog niet geproefd.
(9) Of zijn bij ben de schatten van de Barmhartigheid van jouw Heer, de Almachtig, de Schenker?
(10) Of behoort aan hèn het koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat daartussen is? Laten zij dan langs de ladders omhoog klimmen!
(11) Zij zijn daar niets anden dan het verslagen leger van de bondgenoten.
(12) V??r hen loochende het volk van Nôeh, en (het volk van) de 'Ad en Fir'aun, de bezitter van de pinnen (macht).
(13) En de Tsamôed, het volk van Lôeth en de bewoners van Aikah. Zij zijn de bondgenoten.
(14) En er was niemand onder hen, of hij loochende de Boodschappers, zodat Mijn bestraffing bewaarheid word.
(15) En zij wachtten slechts op één enkele bliksemslag, die geen onderbreking kent.
(16) En zij zeggen: "Onze Heer, bespoedig voor ons ons deel (van de bestraffing) v??r de Dag des Oordeels."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022