(15) En Wij hebben de mens goedheid tegenover zijn ouders bevolen. Zijn moeder heeft hem met moeite gedragen en hem met moeite gebaard. Zijn dragen en (de tijd tot) zijn spenen duurt dertig maanden, zodat wanneer hij de volwassenheid bereikt, en hij de leeftijd van veertig jaar bereikt, hij zegt: "Mijn Heer, onderwijs mij opdat ik dankbaar ben voor uw genietingen die U geschonken heeft aan mij en aan mijn ouders, en opdat ik goede werken verricht die U behagen, en maak mijn nakomelingen rechtschapen. Voorwaar, ik toon U mijn berouw; en voorwaar, ik behoor tot de Moslims."
(16) Zij zijn degenen van wie Wij het beste aanvaarden van wat zij verrichtten, en Wij wissen hun slechte daden uit, (zij zijn) tezamen met de bewoners van het Paradijs, als een ware belofte die hun is gedaan.
(17) En (slecht is) degene die tegen zijn ouders zegt: "Foei jullie! Waarschuwen jullie mij dat ik opgewekt zal worden, terwijl de generaties voor mij zijn heengegaan (en er nog niet een is opgestaan uit zijn graf)." En zij (de ouders) vragen Allah om hulp (en zeggen tegen hun kind): "Wee jij, geloof! Voorwaar, de belofte van Allah is waar." Waarop hij zegt: "Dit zijn niets anders dan de fabelen van de vroegeren."
(18) Zij zijn degenen over wie het woord (van bestraffing) bewaarheid zal worden onder de volken die reeds zijn heengegaan, van de Djinn's en de mensen. Voorwaar, zij waren verliezers.
(19) En voor allen zijn er rangen wegens wat zij deden en opdat Hij hun werken volledig zal vergelden. Zij zullen geen onrecht aangedaan worden.
(20) En op de Dag dat degenen die niet geloofden de Hel getoond zal worden, (wordt gezegd): "Jullie hebben jullie goede dingen die jullie bezaten opgebruikt tijdens het wereldse leven en jullie hebben ervan genoten. Op deze Dag zullen jullie vergolden worden met een vernederende straf omdat jullie hooghartig plachten te leven op de aarde, zonder recht, en omdat jullie zware zonden plachten te begaan."