الجن   سورة  : Al-Jinn


سورة Sura   الجن   Al-Jinn
وَأَنَّا مِنَّا الْمُسْلِمُونَ وَمِنَّا الْقَاسِطُونَ ۖ فَمَنْ أَسْلَمَ فَأُولَٰئِكَ تَحَرَّوْا رَشَدًا (14) وَأَمَّا الْقَاسِطُونَ فَكَانُوا لِجَهَنَّمَ حَطَبًا (15) وَأَن لَّوِ اسْتَقَامُوا عَلَى الطَّرِيقَةِ لَأَسْقَيْنَاهُم مَّاءً غَدَقًا (16) لِّنَفْتِنَهُمْ فِيهِ ۚ وَمَن يُعْرِضْ عَن ذِكْرِ رَبِّهِ يَسْلُكْهُ عَذَابًا صَعَدًا (17) وَأَنَّ الْمَسَاجِدَ لِلَّهِ فَلَا تَدْعُوا مَعَ اللَّهِ أَحَدًا (18) وَأَنَّهُ لَمَّا قَامَ عَبْدُ اللَّهِ يَدْعُوهُ كَادُوا يَكُونُونَ عَلَيْهِ لِبَدًا (19) قُلْ إِنَّمَا أَدْعُو رَبِّي وَلَا أُشْرِكُ بِهِ أَحَدًا (20) قُلْ إِنِّي لَا أَمْلِكُ لَكُمْ ضَرًّا وَلَا رَشَدًا (21) قُلْ إِنِّي لَن يُجِيرَنِي مِنَ اللَّهِ أَحَدٌ وَلَنْ أَجِدَ مِن دُونِهِ مُلْتَحَدًا (22) إِلَّا بَلَاغًا مِّنَ اللَّهِ وَرِسَالَاتِهِ ۚ وَمَن يَعْصِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ فَإِنَّ لَهُ نَارَ جَهَنَّمَ خَالِدِينَ فِيهَا أَبَدًا (23) حَتَّىٰ إِذَا رَأَوْا مَا يُوعَدُونَ فَسَيَعْلَمُونَ مَنْ أَضْعَفُ نَاصِرًا وَأَقَلُّ عَدَدًا (24) قُلْ إِنْ أَدْرِي أَقَرِيبٌ مَّا تُوعَدُونَ أَمْ يَجْعَلُ لَهُ رَبِّي أَمَدًا (25) عَالِمُ الْغَيْبِ فَلَا يُظْهِرُ عَلَىٰ غَيْبِهِ أَحَدًا (26) إِلَّا مَنِ ارْتَضَىٰ مِن رَّسُولٍ فَإِنَّهُ يَسْلُكُ مِن بَيْنِ يَدَيْهِ وَمِنْ خَلْفِهِ رَصَدًا (27) لِّيَعْلَمَ أَن قَدْ أَبْلَغُوا رِسَالَاتِ رَبِّهِمْ وَأَحَاطَ بِمَا لَدَيْهِمْ وَأَحْصَىٰ كُلَّ شَيْءٍ عَدَدًا (28)
الصفحة Page 573
(14) En dat er onder ons zijn die zich aan Allah hebben overgegeven, en er onder ons zijn die afwijken (van het rechte Pad). Wie zich heeft overgegeven: zij zijn degenen die de rechte Leiding gekozen hebben.
(15) Maar wat de afwijkenden betreft: zij zijn brandhout voor de Hel."
(16) (En Allah zegt:) "Als zij op het rechte Pad zouden zijn gebleven, dan zouden Wij hun overvloedig water te drinken gegeven hebben.
(17) Om hen daarmee te beproeven. En wie zich afwendt van de gedachtenis van zijn Heer, die voert Hij naar een zware bestraffing."
(18) En voorwaar, de moskeeën behoren aan Allah toe: roept dan naast Allah niet één aan.
(19) En voorwaar, wanneer de dienaar van Allah (Moehammed) in de shalât staat en Hem aanroept, dan bedelven zij (de Djinn's) hem bijna.
(20) Zeg: "Ik roep alleen mijn Heer aan en ik ken Hem in niets deelgenoten toe."
(21) Zeg: "Ik heb geen macht om voor jullie schade te voorkomen en niet om Leiding te geven."
(22) Zeg: "Niemand zal mij ooit tegen Allah kunnen redden en ik zal nooit naast Hem een toevluchtsoord vinden.
(23) (Ik vind een toevluchtsoord) van Allah slechts door de verkondiging van Zijn Boodschappen." En wie opstaat tegen Allah en Zijn Boodschapper: voor hen is er het vuur van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden, voor altijd.
(24) Wanneer zij dan zien wat hun is aangezegd, dan zullen zij weten wie de zwakste helpers heeft en het kleinst in aantal is.
(25) Zeg: "Ik weet niet of het nabij is, wat jullie aangezegd is, of dat mijn Heer het nog lang uitstelt."
(26) De Kenner van het onwaarneembare, Hij maakt voor niemand het onwaarneembare dat bij Hem is zichtbaar.
(27) Behalve aan een Boodschapper die Hem welgevallig is, en voorwaar, dan laat Hij v??r hem en achter hem wachters (Engelen) gaan.
(28) Om te doen weten dat zij de Boodschappen van hun Heer overbrachten. En Hij omvat wat er bij hen is en Hij somt alle zaken nauwkeurig op.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022