(26) En gedenkt toen jullie met weinigen waren en jullie onderdukt werden in het land. Jullie vreesden dat de mensen jullie zouden ontvoeren. Toen gaf Hij jullie een toevluchtsoord (de stad Medinah) en versterkte Hij jullie met Zijn hulp. En Hij voorzag jullie van de goede dingen. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
(27) O jullie die geloven, pleegt geen verraad tegenover Allah en de Boodschapper en pleegt geen verraad tegenover het jullie toevertrouwde, terwijl jullie het weten.
(28) En weet dat jullie bezittingen en jullie kinderen slechts een beproeving zijn en dat er bij Allah een geweldige beloning is.
(29) O jullie die geloven, als jullie Allah vrezen, zal Hij jullie een onderscheidingsvermogen geven en jullie slechte daden uitwissen en jullie vergeven. En Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst.
(30) En (gedenk) toen degenen die ongelovig waren, een list tegen jou beraamden om jou vast te binden of jou te doden of jou te verdrijven. En zij beraamden een list en Allah maakte een plam. En Allah is de Beste der Beramers.
(31) En wanneer Onze Verzen aan ben worden voorgedragen, dan zeggen zij: "Wij hebben (iets dergelijks al eerder) gehoord, en als wij willen dan zullen wij zeker zoiets zeggen. Dit is niets dan een fabel van de voorafgaanden."
(32) En (gedenkt) toen zij zeiden: "O Allah, als dit (de Koran) de Waarheid is, van U afkomstig, doe dan stenen op ons neer regenen uit de hemel. Of geef ons een pijnlijke bestraffing."
(33) Maar Allah zal hen nooit bestraffen terwijl jij (Moehammad) je onder hen bevindt, en Allah zal hen nooit bestraffen terwijl zij om vergeving vragen.