هود   سورة  : Hud


سورة Sura   هود   Hud
فَلَمَّا جَاءَ أَمْرُنَا جَعَلْنَا عَالِيَهَا سَافِلَهَا وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهَا حِجَارَةً مِّن سِجِّيلٍ مَّنضُودٍ (82) مُّسَوَّمَةً عِندَ رَبِّكَ ۖ وَمَا هِيَ مِنَ الظَّالِمِينَ بِبَعِيدٍ (83) ۞ وَإِلَىٰ مَدْيَنَ أَخَاهُمْ شُعَيْبًا ۚ قَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُوا اللَّهَ مَا لَكُم مِّنْ إِلَٰهٍ غَيْرُهُ ۖ وَلَا تَنقُصُوا الْمِكْيَالَ وَالْمِيزَانَ ۚ إِنِّي أَرَاكُم بِخَيْرٍ وَإِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ مُّحِيطٍ (84) وَيَا قَوْمِ أَوْفُوا الْمِكْيَالَ وَالْمِيزَانَ بِالْقِسْطِ ۖ وَلَا تَبْخَسُوا النَّاسَ أَشْيَاءَهُمْ وَلَا تَعْثَوْا فِي الْأَرْضِ مُفْسِدِينَ (85) بَقِيَّتُ اللَّهِ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ۚ وَمَا أَنَا عَلَيْكُم بِحَفِيظٍ (86) قَالُوا يَا شُعَيْبُ أَصَلَاتُكَ تَأْمُرُكَ أَن نَّتْرُكَ مَا يَعْبُدُ آبَاؤُنَا أَوْ أَن نَّفْعَلَ فِي أَمْوَالِنَا مَا نَشَاءُ ۖ إِنَّكَ لَأَنتَ الْحَلِيمُ الرَّشِيدُ (87) قَالَ يَا قَوْمِ أَرَأَيْتُمْ إِن كُنتُ عَلَىٰ بَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّي وَرَزَقَنِي مِنْهُ رِزْقًا حَسَنًا ۚ وَمَا أُرِيدُ أَنْ أُخَالِفَكُمْ إِلَىٰ مَا أَنْهَاكُمْ عَنْهُ ۚ إِنْ أُرِيدُ إِلَّا الْإِصْلَاحَ مَا اسْتَطَعْتُ ۚ وَمَا تَوْفِيقِي إِلَّا بِاللَّهِ ۚ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ وَإِلَيْهِ أُنِيبُ (88)
الصفحة Page 231
(82) Toen dan Ons bevel kwam, keerden Wij het (land) ondersteboven. En Wij deden er stenen van gebakken klei op neerregenen, in lagen.
(83) Gekenmerkt bij jouw Heer. En deze (bestraffing) is voor de onrechtplegers niet ver.
(84) En tot (de bewoners van) van Madyan (zonden Wij) hun broeder (Sjoe'aib). Hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij, en vermindert niet de maat en de weegschaal. Voorwaar, ik zie dat jullie in goede doen zijn en voorwaar, ik vrees voor jullie de bestraffing op een allesomvattende Dag."
(85) En: "O mijn volk, geeft de volle maat en vult de weegschaal tot het gelijke gewicht, en benadeelt de mensen niet in hun rechten, en bedrijft geen kwaad op aarde door verderf te zaaien.
(86) Wat (aan voorziening na het eerlijk afwegen) overblijft van Allah is beter voor jullie, als jullie gelovigen zijn. En ik ben geen waker over jullie."
(87) Zij zeiden: "'O Sjoe'aib, gebiedt jouw shalât dat wij verlaten wat onze voorvaderen aanbaden, of dat wij ophouden met onze bezittingen te doen wat wij willen? Voorwaar, je bent zeker zachtmoedig, verstandig"
(88) Hij zei: "O mijn volk, wat denken jullie, als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun, en Hij voorziet mij van Zijn Zijde met een goede voorziening, (zou ik Hem ongehoorzaam zijn)? En ik wil mij niet tegenover jullie schuldig maken aan wat ik jullie verbied. Ik wens slechts verbetering volgens mijn vermogen, en er is voor mij geen goddelijke overeenstemming dan bij Allah. Op Hem heb ik mijn vertrouwen gesteld en tot Hem keer ik terug."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022