مريم   سورة  : Maryam


سورة Sura   مريم   Maryam
يَا يَحْيَىٰ خُذِ الْكِتَابَ بِقُوَّةٍ ۖ وَآتَيْنَاهُ الْحُكْمَ صَبِيًّا (12) وَحَنَانًا مِّن لَّدُنَّا وَزَكَاةً ۖ وَكَانَ تَقِيًّا (13) وَبَرًّا بِوَالِدَيْهِ وَلَمْ يَكُن جَبَّارًا عَصِيًّا (14) وَسَلَامٌ عَلَيْهِ يَوْمَ وُلِدَ وَيَوْمَ يَمُوتُ وَيَوْمَ يُبْعَثُ حَيًّا (15) وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ مَرْيَمَ إِذِ انتَبَذَتْ مِنْ أَهْلِهَا مَكَانًا شَرْقِيًّا (16) فَاتَّخَذَتْ مِن دُونِهِمْ حِجَابًا فَأَرْسَلْنَا إِلَيْهَا رُوحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرًا سَوِيًّا (17) قَالَتْ إِنِّي أَعُوذُ بِالرَّحْمَٰنِ مِنكَ إِن كُنتَ تَقِيًّا (18) قَالَ إِنَّمَا أَنَا رَسُولُ رَبِّكِ لِأَهَبَ لَكِ غُلَامًا زَكِيًّا (19) قَالَتْ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَامٌ وَلَمْ يَمْسَسْنِي بَشَرٌ وَلَمْ أَكُ بَغِيًّا (20) قَالَ كَذَٰلِكِ قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٌ ۖ وَلِنَجْعَلَهُ آيَةً لِّلنَّاسِ وَرَحْمَةً مِّنَّا ۚ وَكَانَ أَمْرًا مَّقْضِيًّا (21) ۞ فَحَمَلَتْهُ فَانتَبَذَتْ بِهِ مَكَانًا قَصِيًّا (22) فَأَجَاءَهَا الْمَخَاضُ إِلَىٰ جِذْعِ النَّخْلَةِ قَالَتْ يَا لَيْتَنِي مِتُّ قَبْلَ هَٰذَا وَكُنتُ نَسْيًا مَّنسِيًّا (23) فَنَادَاهَا مِن تَحْتِهَا أَلَّا تَحْزَنِي قَدْ جَعَلَ رَبُّكِ تَحْتَكِ سَرِيًّا (24) وَهُزِّي إِلَيْكِ بِجِذْعِ النَّخْلَةِ تُسَاقِطْ عَلَيْكِ رُطَبًا جَنِيًّا (25)
الصفحة Page 306
(12) (Allah zei:) "O Yahya, neem de Schrift stevig aan." En Wij gaven de Wijsheid aan hem, terwijl hij jong was.
(13) Als genegenbeid van Onze Zijde en reiniging. En hij vreesde (Allah).
(14) En hij was goed voor zijn ouders en hij was niet arrogant en ongehoorzaam.
(15) Vrede zij met hem op de dag dat hij geboren werd en de dag dat hij sterft en op de dag dat hij tot leven wordt opgewekt.
(16) En noem in het boek (de Koran) Maryam, toen zij zich terugtrok van haar familie naar een oostelijke plaats (in de tempel).
(17) En zich van hen afzonderde achter een scherm. Vervolgens zonden Wij haar Onze Geest (Djibrîl) en hij verscheen aan haar als een volmaakt mens.
(18) Zij zei: "Ik zoek mijn bescherming bij de Barmhartige tegen jou, als jij (Allah) vreest."
(19) Hij zei: "Voorwaar, ik ben slechts een gezant van jouw Heer, om jou een reine jongen te schenken."
(20) Zij zei: "Hoe kan ik een jongen krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt, ik ben geen onzedelijke vrouw."
(21) Hij zei: "Zo is het, jouw Heer heeft gezegd: 'Dit is makkelijk voor Mij. En opdat Wij hem tot een Teken voor de mensen maken en als Barmhartigheid van Ons. En het is een vastgestelde zaak."
(22) En zo droeg zij hem en trok zich niet hem terug op een verre plek.
(23) En de geboorteweeën dwongen haar naar de stam van een palmboom te gaan. Zij zei: "Was ik maar hiervoor gestorven en volledig vergeten geweest."
(24) Toen riep hij (Djibrîl) haar van beneden de palmboom: "Treur niet, want jouw Heer heeft een boekje beneden jou verschaft.
(25) En schud de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er rijpe dadels op jou vallen.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022