مريم Maryam
(1) Kâf Ha Ya 'Ain Shâd,
(2) (Dit is) een vermelding van Barmhartigheid van jouw Heer aan Zijn dienaar Zakariyyâ.
(3) (Gedenkt) toen hij zachtjes zijn smeekbeden tot zijn Heer richtte.
(4) Hij (Zakariyyâ) zei: "O mijn Heer, voorwaar, mijn botten zijn zwak en mijn haar is grijs glanzend, nooit ben ik, O Heer, teleurgesteld geraakt in mijn smeekbeden tot U.
(5) En ik bein bang voor (het ontbreken van) mijn nakomelingen na mij, want mijn vrouw is onvruchtbaar. Dus schenk mij van Uw Zijde een nakomeling.
(6) Die van mij zal erven en van de familie van Ya'qôeb. Mijn Heer, maak hem U welgevallig."
(7) (Allah zei:) "O Zakariyyâ, Wij brengen jou de verbeugende tijding van een jongen, Yahya genaamd. Wij gaven niemand eerder deze naam."
(8) Hij (Zakariyyâ) zei: "O mijn Heer, voorwaar, hoe kan ik een jongen krijgen terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is? En waarlijk, ik heb een hoge leeftijd bereikt."
(9) Hij (Allah) zei: "Zo zal het zijn, jouw Heer zegt: het is makkelijk voor Mij. En voorwaar. Ik heb jou hiervoor geschapen toen jij niets was."
(10) Hij zei: "O mijn Heer, geef mij een Teken." Hij (Allah) zei: "Jouw Teken is dat jij gedurende drie nachten niet zult spreken met de mensen, hoewel jij gezond bent."
(11) Toen kwam hij van de plaats van gebed naar zijn volk, en gebaarde hen: "Looft (Allah's) glorie in de ochtend en de avond."