(50) Zij (de Engelen) zullen zeggen: "Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen: "Welzeker." Zij (de Engelen) zullen zegen: "Roept dan aan." Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!
(51) Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan.
(52) Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.
(53) En voorzeker, Wij hebben Môesa de Leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven.
(54) Als Leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand.
(55) Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. En vraag vergeving voor jouw zonde en prijs de Glorie van jouw Heer met Zijn lofprijzing, in de avond en in de ochtend.
(56) Voorwaar, degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder een bewijs dat tot hen is gekomen: in hun harten is niets dan hoogmoed waardoor zij het (doel) niet bereiken. Zoek daarom je toevlucht tot Allah: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
(57) De Schepping van de hemelen en de aarde is zeker groter dan de schepping van de mens, maar de meeste mensen weten het niet.
(58) En de blinde en de ziende (van hart) zijn niet gelijk, en zij die geloven en goede werken verrichten zijn niet gelijk aan de kwaaddoeners. Gering is de lering die jullie eruit trekken.