المائدة   سورة  : Al-Maaida


سورة Sura   المائدة   Al-Maaida
وَإِذَا نَادَيْتُمْ إِلَى الصَّلَاةِ اتَّخَذُوهَا هُزُوًا وَلَعِبًا ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لَّا يَعْقِلُونَ (58) قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ هَلْ تَنقِمُونَ مِنَّا إِلَّا أَنْ آمَنَّا بِاللَّهِ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ مِن قَبْلُ وَأَنَّ أَكْثَرَكُمْ فَاسِقُونَ (59) قُلْ هَلْ أُنَبِّئُكُم بِشَرٍّ مِّن ذَٰلِكَ مَثُوبَةً عِندَ اللَّهِ ۚ مَن لَّعَنَهُ اللَّهُ وَغَضِبَ عَلَيْهِ وَجَعَلَ مِنْهُمُ الْقِرَدَةَ وَالْخَنَازِيرَ وَعَبَدَ الطَّاغُوتَ ۚ أُولَٰئِكَ شَرٌّ مَّكَانًا وَأَضَلُّ عَن سَوَاءِ السَّبِيلِ (60) وَإِذَا جَاءُوكُمْ قَالُوا آمَنَّا وَقَد دَّخَلُوا بِالْكُفْرِ وَهُمْ قَدْ خَرَجُوا بِهِ ۚ وَاللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا كَانُوا يَكْتُمُونَ (61) وَتَرَىٰ كَثِيرًا مِّنْهُمْ يُسَارِعُونَ فِي الْإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَأَكْلِهِمُ السُّحْتَ ۚ لَبِئْسَ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ (62) لَوْلَا يَنْهَاهُمُ الرَّبَّانِيُّونَ وَالْأَحْبَارُ عَن قَوْلِهِمُ الْإِثْمَ وَأَكْلِهِمُ السُّحْتَ ۚ لَبِئْسَ مَا كَانُوا يَصْنَعُونَ (63) وَقَالَتِ الْيَهُودُ يَدُ اللَّهِ مَغْلُولَةٌ ۚ غُلَّتْ أَيْدِيهِمْ وَلُعِنُوا بِمَا قَالُوا ۘ بَلْ يَدَاهُ مَبْسُوطَتَانِ يُنفِقُ كَيْفَ يَشَاءُ ۚ وَلَيَزِيدَنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم مَّا أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ طُغْيَانًا وَكُفْرًا ۚ وَأَلْقَيْنَا بَيْنَهُمُ الْعَدَاوَةَ وَالْبَغْضَاءَ إِلَىٰ يَوْمِ الْقِيَامَةِ ۚ كُلَّمَا أَوْقَدُوا نَارًا لِّلْحَرْبِ أَطْفَأَهَا اللَّهُ ۚ وَيَسْعَوْنَ فِي الْأَرْضِ فَسَادًا ۚ وَاللَّهُ لَا يُحِبُّ الْمُفْسِدِينَ (64)
الصفحة Page 118
(58) En wanneer jullie oproepen tot dc shalât, nemen zij dat als (onderwerp van) bespotting on scherts. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
(59) Zeg (O Moehammad): "'O Lieden van de Schrift! Wreken jullie je alleen maar op ons omdat wij in Allah geloven en (in) wat ons is neergczomden en (in) wat vroeger neergezonden is? En voorwaar, de meesten van jullie zijn zware zondaren."
(60) Zeg: "Zal ik jullie iets mededelen dat slechter is dan dat, als een vergelding van Allah? Wie door Allah vervloekt is en op wie Allah woedend is, en van wie Hij soinmigen tot apen an varkens gemaakt heeft, en die de Thaghôet dienen: zij zijn degenen die de slechtste plaats hebben en die hct verst afdwalen van de Weg!"
(61) En wanneer zij tot jullie kwamen, zeiden zij: "Wij geloven." Terwijl zij waarlijk (de Islam) als ongelovigen binnen gingen en zij gingen er waarlik (als ongelovigen) uit. En Allah weet beter wat zij plachten te verbergen.
(62) En jij ziet velen van hen terwijl zij zich haasten naar de zonde en de overtreding en hun eten van hel verbodene. Het is zeker slecht wat zij plachten te doen!
(63) Waarom verbieden de geleerden en de godsgdeerden (onder de Joden) hun hun zondige woorden niet en hun eten van het verbodene? Het is zeker slecht wat zij plachten te bedrijven!
(64) En de Joden zeiden: "De Hand van Allah is gebonden (gierig)." Hun handen zijn gebonden en vervloekt zijn zij vanwege wat zij zeiden! Welnee, Zijn handen zijn wijd uitgestrekt en Hij schenkt hoe Hij wil. (Do Koran,) die door jouw Heer aan jou is neergezonden, vermeerdert zeker bij velen van hen overtreding en ongeloof. En Wij wakkerden vijandschap en haat onder hen aan tot aan de Dag der Opstanding. Iedere keer dat zij een vuur ontsteken, dat tot de oorlog leidt, dooft Allah het. En zij zaaien verderf op de aarde. En Allah houdt niet van de verderfzaaiers.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022