(35) Op deze Dag heeft hij hier geen trouwe vriend.
(36) En er is geen voedsel den etter.
(37) Niemand eet dat dan de zondaren.
(38) Zo waarlijk zweer Ik bij wat jullie zien.
(39) En bij wat jullie niet zien.
(40) Voorwaar, het is zeker het Woord (verkondigd door) een nobele Boodschapper.
(41) En het is niet het woord van een dichter. Weinig is het dat jullie geloven.
(42) En het is niet het woord van een waarzegger. Weinig is de lering die jullie er uit trekken.
(43) (Het is) een neerzending van de Heer der Werelden.
(44) En als hij (Moehammad) een paar woorden had verzonnen in Onze Naam.
(45) Dan zouden Wij hem met kracht gegrepen hebben.
(46) En dan zouden Wij zijn hartslagader doorgesneden hebben.
(47) En niemand van jullie zou dat voor hem kunnen verhinderen.
(48) En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een Vermaning voor de Moettaqôen.
(49) En voorwaar, Wij kennen zeker de loochenaars onder jullie.
(50) En voorwaar, hij (de Koran) zal voor de ongelovigen zeker een oorzaak van spijt zijn.
(51) En voorwaar, het is een zekere Waarheid.
(52) Prijs daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige.
المعارج Al-Ma'aarij
(1) Een vraagsteller vroeg over een bestraffing die vallen zal.
(2) Voor de ongelovigen is er geen afweer tegen.
(3) (Die komt) van Allah, de Bezitter van de trappen.
(4) (Waarvandaan) de Engelen en de Geest (Djibrîl) tot Hem opstijgen in een dag waarvan de maat vijftigduizend jaren is.
(5) Volhard daarom geduldig op gepaste wijze.
(6) Voorwaar, zij zien haar (de bestraffing) van ver weg.
(7) Maar Wij zien haar van nabij.
(8) Op die Dag zal de hemel als gesmolten metaal zijn.
(9) En zullen de bergen als (vlokken) wol zijn.
(10) En geen trouwe vriend zal naar een (andere) trouwe vriend vragen.