يوسف   سورة  : Yusuf


سورة Sura   يوسف   Yusuf
قَالَ يَا بُنَيَّ لَا تَقْصُصْ رُؤْيَاكَ عَلَىٰ إِخْوَتِكَ فَيَكِيدُوا لَكَ كَيْدًا ۖ إِنَّ الشَّيْطَانَ لِلْإِنسَانِ عَدُوٌّ مُّبِينٌ (5) وَكَذَٰلِكَ يَجْتَبِيكَ رَبُّكَ وَيُعَلِّمُكَ مِن تَأْوِيلِ الْأَحَادِيثِ وَيُتِمُّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكَ وَعَلَىٰ آلِ يَعْقُوبَ كَمَا أَتَمَّهَا عَلَىٰ أَبَوَيْكَ مِن قَبْلُ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْحَاقَ ۚ إِنَّ رَبَّكَ عَلِيمٌ حَكِيمٌ (6) ۞ لَّقَدْ كَانَ فِي يُوسُفَ وَإِخْوَتِهِ آيَاتٌ لِّلسَّائِلِينَ (7) إِذْ قَالُوا لَيُوسُفُ وَأَخُوهُ أَحَبُّ إِلَىٰ أَبِينَا مِنَّا وَنَحْنُ عُصْبَةٌ إِنَّ أَبَانَا لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ (8) اقْتُلُوا يُوسُفَ أَوِ اطْرَحُوهُ أَرْضًا يَخْلُ لَكُمْ وَجْهُ أَبِيكُمْ وَتَكُونُوا مِن بَعْدِهِ قَوْمًا صَالِحِينَ (9) قَالَ قَائِلٌ مِّنْهُمْ لَا تَقْتُلُوا يُوسُفَ وَأَلْقُوهُ فِي غَيَابَتِ الْجُبِّ يَلْتَقِطْهُ بَعْضُ السَّيَّارَةِ إِن كُنتُمْ فَاعِلِينَ (10) قَالُوا يَا أَبَانَا مَا لَكَ لَا تَأْمَنَّا عَلَىٰ يُوسُفَ وَإِنَّا لَهُ لَنَاصِحُونَ (11) أَرْسِلْهُ مَعَنَا غَدًا يَرْتَعْ وَيَلْعَبْ وَإِنَّا لَهُ لَحَافِظُونَ (12) قَالَ إِنِّي لَيَحْزُنُنِي أَن تَذْهَبُوا بِهِ وَأَخَافُ أَن يَأْكُلَهُ الذِّئْبُ وَأَنتُمْ عَنْهُ غَافِلُونَ (13) قَالُوا لَئِنْ أَكَلَهُ الذِّئْبُ وَنَحْنُ عُصْبَةٌ إِنَّا إِذًا لَّخَاسِرُونَ (14)
الصفحة Page 236
(5) Hij zei: "O mijn zoon, vertel jouw droom niet aan jouw broeders, anders zullen zij tegen jou een plan beramen. Voorwaar, de Satan is voor de mens een duidelijke vijand."
(6) Zo verkiest jouw Heer jou en onderwijst Hij jou de uitleg van de vertellingen (dromen). En Hij vervolmaakt Zijn genieting aan jou en de familie van Ya'qôeb, zoals Hij het daarvoor heeft vervolmaakt aan jouw vaderen, Ibrâhîm en Ishaq. Voorwaar, jouw Heer is Alwetend, Alwijs.
(7) Voorzeker, in (de geschiedenis van) Yôusef en zijn broeders waren Tekenen voor hen die vragen stelden.
(8) Toen zij zeiden: "Yôesoef en zijn broeder zijn zeker geliefder bij onze vader dan wij, terwijl wij een hechte groep zijn. Voorwaar, onze vader verkeert zeker in duidelijke dwaling.
(9) Doodt Yôesoef of zet hem het land uit, zodat het gezicht van jullie vader alleen voor jullie zal zijn en daarna worden jullie een rechtschapen volk."
(10) Eén van hen zei: "Doodt Yôesoef niet, maar werpt hem op de bodem van de put, opdat enkele reizigers hem zullen vinden, als jullie iets willen ondernemen."
(11) Zij zeiden: "O onze vader, waarom vertrouwt u Yôesoef niet aan ons toe. En voorwaar, wij zijn hem welgezind.
(12) Laat hem morgen met ons mee gaan, zodat hij overvloedig zal eten en spelen. En voorwaar, wij zullen zeker wakers over hem zijn."
(13) Hij (Ya'qôeb) zei: "Voorwaar, het verdriet mij dat jullie hem meenemen en ik vrees dat de wolf hem zal verslinden, terwijl jullie niet op hem letten."
(14) Zij zeiden: "Als de wolf hem verslindt, terwijl wij met een hechte groep zijn, dan zullen wij zeker de verliezers zijn."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022