(38) En ik volgde de godsdienst van mijn vaderen: (Ibrâhîm, Ishâq en Ya'qôeb, het pas ons niet om iets als deelgenoot am Allah toe te kennen. Dat is één van de gunsten van Allah aan ons en aan de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar."
(39) (Yôesoef zei:) "O mijn medegevangenen, zijn verschillende heren beter, of Allah, de Ene, de Overweldiger?
(40) Wat jullie naast Hem aanbidden zijn slechts namen die jullie en jullie vaderen hebben gegeven. Allah heeft hiervoor geen bewijs neergezonden. Het oordeel is slechts aan Allah. Hij beveeft dat jullie niets aanbidden behalve Hem: dat is de ware godsdieng maar de meeste mensen weten het niet."
(41) O mijn medegevangenen, wat één van jullie betreft; hij zal voor zijn heer wijn inschenken. Wat de andere betret hij zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd eten. De zaak waarover jullie vmgen, is reeds besloten."
(42) En bij zei tegen de andere, van wie hij dacht dat hij gered zou worden: "Noem mij tegenover jouw heer." Maar de Satan maaktc dat hij vergat zijn naam te noemen voor zijn heer. Daarom verbleef hij een aantal jaren in de gevangenis.
(43) En de koning zei: "Ik zag in een droom zeven vette koeien, die verslonden werden door zeven magere koeien, en zeven groene korenaren en (zeven) andere verdorde. O jullie vooraanstaanden, legt mijn droom uit, als jullie kenners van droomuitleg zijn."