(28) En als jullie je van hen afwenden omwille van de Barmhartigheid van jullie Heer die jullie hopen te krijgen: spreekt dan (toch) een zacht woord tot hen.
(29) En maak je hand niet vastgebonden aan je nek, en strek hem niet uit met de hele uitstrekking, want dan wordt je (gierigheid of spilzucht) verweten en spijtig.
(30) Voorwaar, jouw Heer verruimt de voorziening voor wie Hij wil en Hij beperkt. Voorwaar, Hij is Alwetend, Alziend over Zijn dienaren.
(31) En doodt jullie kinderen niet uit vrees voor armoede: Wij voorzien hun en jullie van levensonderhoud. Voorwaar, hen doden is een grote zonde.
(32) En nader niet de ontucht. Voorwaar, ontucht is een zedeloosheid en een slechte weg.
(33) En doodt geen ziel waarvan Allah (het doden) verboden heeft verklaard, behalve volgens het recht en wie onrechtvaardig gedood wordt: Wij hebben zijn erfgenaam een bevoegdheid gegeven; maar overdrijft niet hij het doden. Voorwaar: hij wordt geholpen.
(34) En benadert niet het bezit van de wees, behalve op de betere manier, totdat bij volwassen is: en komt de belofte na. Voorwaar, over de belofte worden jullie (op de Dag der Opstanding) ondervraagd
(35) En geeft de volle maat wanneer jullie afwegen en weegt met de juiste weegschaal, dat is beter en een mooiere afsluiting.
(36) En volg niet dat waarover je geen kennis hebt. Voorwaar, het gehoor en het gezichtsvermogen en de harten: die zullen allen erover ondervraagd worden.
(37) En loop niet hoogmoedig op de aarde. Voorwaar, jij kan de aarde niet doen splijten en niet de hoogte van een berg bereiken.
(38) Dat alles is slecht bij jouw Heer, verwerpelijk.