الزخرف   سورة  : Az-Zukhruf


سورة Sura   الزخرف   Az-Zukhruf
وَكَذَٰلِكَ مَا أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ فِي قَرْيَةٍ مِّن نَّذِيرٍ إِلَّا قَالَ مُتْرَفُوهَا إِنَّا وَجَدْنَا آبَاءَنَا عَلَىٰ أُمَّةٍ وَإِنَّا عَلَىٰ آثَارِهِم مُّقْتَدُونَ (23) ۞ قَالَ أَوَلَوْ جِئْتُكُم بِأَهْدَىٰ مِمَّا وَجَدتُّمْ عَلَيْهِ آبَاءَكُمْ ۖ قَالُوا إِنَّا بِمَا أُرْسِلْتُم بِهِ كَافِرُونَ (24) فَانتَقَمْنَا مِنْهُمْ ۖ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ (25) وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِ إِنَّنِي بَرَاءٌ مِّمَّا تَعْبُدُونَ (26) إِلَّا الَّذِي فَطَرَنِي فَإِنَّهُ سَيَهْدِينِ (27) وَجَعَلَهَا كَلِمَةً بَاقِيَةً فِي عَقِبِهِ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ (28) بَلْ مَتَّعْتُ هَٰؤُلَاءِ وَآبَاءَهُمْ حَتَّىٰ جَاءَهُمُ الْحَقُّ وَرَسُولٌ مُّبِينٌ (29) وَلَمَّا جَاءَهُمُ الْحَقُّ قَالُوا هَٰذَا سِحْرٌ وَإِنَّا بِهِ كَافِرُونَ (30) وَقَالُوا لَوْلَا نُزِّلَ هَٰذَا الْقُرْآنُ عَلَىٰ رَجُلٍ مِّنَ الْقَرْيَتَيْنِ عَظِيمٍ (31) أَهُمْ يَقْسِمُونَ رَحْمَتَ رَبِّكَ ۚ نَحْنُ قَسَمْنَا بَيْنَهُم مَّعِيشَتَهُمْ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ۚ وَرَفَعْنَا بَعْضَهُمْ فَوْقَ بَعْضٍ دَرَجَاتٍ لِّيَتَّخِذَ بَعْضُهُم بَعْضًا سُخْرِيًّا ۗ وَرَحْمَتُ رَبِّكَ خَيْرٌ مِّمَّا يَجْمَعُونَ (32) وَلَوْلَا أَن يَكُونَ النَّاسُ أُمَّةً وَاحِدَةً لَّجَعَلْنَا لِمَن يَكْفُرُ بِالرَّحْمَٰنِ لِبُيُوتِهِمْ سُقُفًا مِّن فِضَّةٍ وَمَعَارِجَ عَلَيْهَا يَظْهَرُونَ (33)
الصفحة Page 491
(23) En zo zonden Wij v??r jou geen waarschuwer naar een stad, of de bewoners ervan, die in weelde leefden, zeiden: "Voorwaar, wij troffen onze voorvaderen aan in een godsdienst. En voorwaar, Wij volgen hun godsdienst."
(24) Hij (de Boodschapper) zei: "Ook als ik jullie een rechtere Leiding heb gebracht do wat jullie bij jullie voorvaderen hebben aangetroffen?" Zij zeiden: "Voorwaar, wij verwerpen dat waar jullie mee gezondest zijn."
(25) Toen vergolden Wij hun, en zie wat het einde was van de leugenaars.
(26) En (gedenkt) toen Ibrâhîm tot zijn vader en zijn volk zei: "Voorwaar, Ik ben niet verantwoordelijk voor wat jullie aanbidden.
(27) Behalve (voor mijn aanbidding van) Degene Die mij heeft geschapen: voorwaar, Hij zal mij leiden."
(28) En hij maakte het (getuigen van de eenheid van Allah) tot een blijvend woord onder zijn nakomelingen. Hopelijk zullen zij terugkeren.
(29) Ik gaf zelfs genietingen aan hen en aan hun vaderen, totdat de Waarheid en een verduidelijkende Boodschapper tot hen kwamen.
(30) Maar toen de Waarheid tot hen kwam, zeiden zei: "Dit is tovenarij: en voorwaar, wij geloven er niet in."
(31) En zij zeiden: "Was deze Koran maar neergezonden aan en vooraanstaande man in (ieder van) de twee steden!"
(32) Zijn zij het, die de Barmhartigheid van jouw Heer uitdelen? Wij zijn het, die hun levensonderhoud uitdelen in het wereldse leven. En Wij verhieven sommigen van het in rang boven sommige anderen, opdat de ene groep de andere groep tot een bron van bespotting zal maken. En de Barmhartigheid van jouw Heer is beter dan wat zij verzamelen.
(33) En als de mensheid dan niet tot één (ongelovige) godsdienst zou worden, dan hadden Wij voor degenen die niet in de Erbarmer geloven, de daken van hun huizen van zilver gemaakt, en ook de trappen waarlangs zij omhoog gaan.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022