(48) En Wij lieten hun geen Teken zien, of het ene was nog erger dan het andere. En Wij grepen ben met de bestraffing. Hopelijk zullen zij terugkeren.
(49) En zij zeiden: "O tovenaar, roep voor ons jouw Heer aan op grond van wat Hij jou beloofd heeft. Voorwaar, wij zullen zeker rechtgeleidenen worden."
(50) Toen Wij dan de bestraffing van hen hadden weggenomen, braken zij hun belofte.
(51) En Fir'aun riep tot zijn volk, hij zei: "O mijn volk, is het koninkrijk van Mishr (Egypte) niet van mij? En deze rivieren, stromen die niet onder mij? Zien jullie dat niet in?
(52) Ik ben zelfs beter dan die veractelijke en hij kan bijna niet duidelijk spreken.
(53) Waren er maar gouden sieraden om hem gehangen of Engelen met hem meegekomen die hem vergezelden."
(54) Hij (Fir'aun) misleidde zijn volk, zodat zij hem volgden. Voorwaar, zij waren een zwaar zondig volk.
(55) Toen zij Onze woede hadden opgewekt bestraften Wij hen en verdronken Wij hen allen.
(56) Toen maakten Wij hen tot een voorbeeld en een lering voor de lateren.
(57) En toen de zoon van Maryam als een voorbeeld werd genomen, schreeuwde jouw volk (O Moehammad) daarover.
(58) En zij zeiden: "Zijn onze goden beter, of hij ('Isa)?" En zij gaven dit voorbeeld slechts om te redetwisten. Zij zijn zelfs een volk van redetwisters.
(59) Hij is slechts een dienaar aan wie Wij genietingen hebben geschonken. En Wij maakten hem tot een voorbeeld voor de Kinderen van Israël.
(60) En als Wij zouden willen, dan zouden Wij zeker op aarde Engelen maken die jullie opvolgen.