(19) En weest niet hoogmoedig tegenover Allah: voorwaar, ik kom tot jullie met een duidelijk bewijs.
(20) En voorwaar, ik zocht mijn toevlucht bij mijn Heer en jullie Heer tegen jullie stenigen.
(21) En als jullie mij niet geloven, laat mij dan met rust."
(22) En hij bad toen tot zijn Heer: "Voorwaar, zij zijn een misdadig volk."
(23) (Allah zei toen:) "Ga in de nacht op weg met Mijn dienaren: voorwaar, jullie zullen worden achtervolgd.
(24) En laat de zee zoals zij is (door een pad gespleten): voorwaar, zij zullen een verdronken leger worden."
(25) Hoeveel tuinen en bronnen lieten zij niet achter.
(26) En velden en prachtige plaatsen.
(27) En genietingen die zij daarin kunnen smaken.
(28) Zo is het. En Wij hebben het een ander volk doen erven.
(29) De hemel en de aarde huilden niet om hen, en hun werd geen uitstel gegeven.
(30) En voorzeker, Wij hebben de Kinderen van Israël van de vernederende bestraffing gered.
(31) Van Fir'aun: voorwaar, hij was een hoogmoedige onder de buitensporigen.
(32) En voorzeker, Wij hebben hen (de Kinderen van Israël) op grond van (Onze) kennis verkozen boven de anderen (in hun tijd).
(33) En Wij hebben hun van de Tekenen gegeven waarin een duidelijke beproeving was.
(34) Voorwaar, zij (de ongelovigen) zullen zeker zeggen:
(35) "Het is slechts de enige dood van ons, en wij zullen niet opgewekt worden.
(36) Brengt dan onze voorvaderen (terug), als jullie waarachtig zijn."
(37) Zijn zij beter of het volk van Toebba' en degenen vََr hen? Wij hebben hen vernietigd: voorwaar, zij waren misdadigers.
(38) En Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is niet als een spel geschapen.
(39) Wij hebben beide niet anders dan in Waarheid geschapen, maar de meesten van hen weten het niet.