طه   سورة  : Taa-Haa


سورة Sura   طه   Taa-Haa
كَذَٰلِكَ نَقُصُّ عَلَيْكَ مِنْ أَنبَاءِ مَا قَدْ سَبَقَ ۚ وَقَدْ آتَيْنَاكَ مِن لَّدُنَّا ذِكْرًا (99) مَّنْ أَعْرَضَ عَنْهُ فَإِنَّهُ يَحْمِلُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وِزْرًا (100) خَالِدِينَ فِيهِ ۖ وَسَاءَ لَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ حِمْلًا (101) يَوْمَ يُنفَخُ فِي الصُّورِ ۚ وَنَحْشُرُ الْمُجْرِمِينَ يَوْمَئِذٍ زُرْقًا (102) يَتَخَافَتُونَ بَيْنَهُمْ إِن لَّبِثْتُمْ إِلَّا عَشْرًا (103) نَّحْنُ أَعْلَمُ بِمَا يَقُولُونَ إِذْ يَقُولُ أَمْثَلُهُمْ طَرِيقَةً إِن لَّبِثْتُمْ إِلَّا يَوْمًا (104) وَيَسْأَلُونَكَ عَنِ الْجِبَالِ فَقُلْ يَنسِفُهَا رَبِّي نَسْفًا (105) فَيَذَرُهَا قَاعًا صَفْصَفًا (106) لَّا تَرَىٰ فِيهَا عِوَجًا وَلَا أَمْتًا (107) يَوْمَئِذٍ يَتَّبِعُونَ الدَّاعِيَ لَا عِوَجَ لَهُ ۖ وَخَشَعَتِ الْأَصْوَاتُ لِلرَّحْمَٰنِ فَلَا تَسْمَعُ إِلَّا هَمْسًا (108) يَوْمَئِذٍ لَّا تَنفَعُ الشَّفَاعَةُ إِلَّا مَنْ أَذِنَ لَهُ الرَّحْمَٰنُ وَرَضِيَ لَهُ قَوْلًا (109) يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَلَا يُحِيطُونَ بِهِ عِلْمًا (110) ۞ وَعَنَتِ الْوُجُوهُ لِلْحَيِّ الْقَيُّومِ ۖ وَقَدْ خَابَ مَنْ حَمَلَ ظُلْمًا (111) وَمَن يَعْمَلْ مِنَ الصَّالِحَاتِ وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَلَا يَخَافُ ظُلْمًا وَلَا هَضْمًا (112) وَكَذَٰلِكَ أَنزَلْنَاهُ قُرْآنًا عَرَبِيًّا وَصَرَّفْنَا فِيهِ مِنَ الْوَعِيدِ لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ أَوْ يُحْدِثُ لَهُمْ ذِكْرًا (113)
الصفحة Page 319
(99) Zo verhalen Wij jou van de geschiedenissen van wat voorafgegaan is. En waarlijk, Wij hebben jou van Onze Zijde de Vermaning gegeven.
(100) Hij, die zich ervan afwendt: voorwaar, hij zal op de Dag der Opstanding een zonde dragen.
(101) Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. Slecht zal de last voor hen zijn op de Dag der Opstanding!
(102) Op de Dag, waarop op de bazuin wordt geblazen en Wij de zondaren verzamelen, met hun afschrikwekkende gezichten.
(103) Fluisterend onder elkaar zeggen ze: "Jullie hebben slechts tien dagen op aarde verbleven."
(104) Wij weten het beste wat zij zeggen wanneer degene die het meest voorbeeldig de Weg volgde onder hen zegt. "Jullie hebben er slechts één dag verbleven."
(105) En zij vragen jou over de bergen. Zeg dan: "Mijn Heer zal ze als pulver doen uiteenvallen.
(106) En Hij laat hen achter als een kale vlakte.
(107) Waarop je geen lage en hoge (plaatsen) ziet."
(108) Op die dag zullen zij de Oproeper volgen; er is geen (mogelijkeid) om aan hem te ontsnappen. En stemmen zullen zacht klinken tegenover de Barmhartige, zodat je niets dan gefluister hoort.
(109) Op de Dag is bemiddeling niet van nut, behalve voor hem, aan wie de Barmhartige toestemming geeft en wiens woorden Hem welgevallen.
(110) Hij weet wat vôôr hen is en wat achter hen is, en zij kunnen Hem met kennis niet omvatten.
(111) En alle gezichten zullen eerbiedig neerbuigen voor de Levende, de Zelfstandige. En waarlijk, hij die onrecht pleegde zal teleurgesteld worden.
(112) En hij die goede daden verrichtte en een gelovige was, hoeft niet bang te zijn voor onrecht of verlies.
(113) En zo hebben Wij hem neergezonden als een Arabische Koran en Wij hebben daarin waarschuwingen uiteengezet. Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen of zal hij (de Koran) hen lering brengen.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022