طه   سورة  : Taa-Haa


سورة Sura   طه   Taa-Haa
وَأَنَا اخْتَرْتُكَ فَاسْتَمِعْ لِمَا يُوحَىٰ (13) إِنَّنِي أَنَا اللَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا أَنَا فَاعْبُدْنِي وَأَقِمِ الصَّلَاةَ لِذِكْرِي (14) إِنَّ السَّاعَةَ آتِيَةٌ أَكَادُ أُخْفِيهَا لِتُجْزَىٰ كُلُّ نَفْسٍ بِمَا تَسْعَىٰ (15) فَلَا يَصُدَّنَّكَ عَنْهَا مَن لَّا يُؤْمِنُ بِهَا وَاتَّبَعَ هَوَاهُ فَتَرْدَىٰ (16) وَمَا تِلْكَ بِيَمِينِكَ يَا مُوسَىٰ (17) قَالَ هِيَ عَصَايَ أَتَوَكَّأُ عَلَيْهَا وَأَهُشُّ بِهَا عَلَىٰ غَنَمِي وَلِيَ فِيهَا مَآرِبُ أُخْرَىٰ (18) قَالَ أَلْقِهَا يَا مُوسَىٰ (19) فَأَلْقَاهَا فَإِذَا هِيَ حَيَّةٌ تَسْعَىٰ (20) قَالَ خُذْهَا وَلَا تَخَفْ ۖ سَنُعِيدُهَا سِيرَتَهَا الْأُولَىٰ (21) وَاضْمُمْ يَدَكَ إِلَىٰ جَنَاحِكَ تَخْرُجْ بَيْضَاءَ مِنْ غَيْرِ سُوءٍ آيَةً أُخْرَىٰ (22) لِنُرِيَكَ مِنْ آيَاتِنَا الْكُبْرَى (23) اذْهَبْ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ إِنَّهُ طَغَىٰ (24) قَالَ رَبِّ اشْرَحْ لِي صَدْرِي (25) وَيَسِّرْ لِي أَمْرِي (26) وَاحْلُلْ عُقْدَةً مِّن لِّسَانِي (27) يَفْقَهُوا قَوْلِي (28) وَاجْعَل لِّي وَزِيرًا مِّنْ أَهْلِي (29) هَارُونَ أَخِي (30) اشْدُدْ بِهِ أَزْرِي (31) وَأَشْرِكْهُ فِي أَمْرِي (32) كَيْ نُسَبِّحَكَ كَثِيرًا (33) وَنَذْكُرَكَ كَثِيرًا (34) إِنَّكَ كُنتَ بِنَا بَصِيرًا (35) قَالَ قَدْ أُوتِيتَ سُؤْلَكَ يَا مُوسَىٰ (36) وَلَقَدْ مَنَنَّا عَلَيْكَ مَرَّةً أُخْرَىٰ (37)
الصفحة Page 313
(13) En ik heb jou uitverkoren, dus luister naar wat geopenbaard wordt.
(14) Voorwaarm, Ik ben Allah, er is geen god dan Ik. Aanbid mij daarom en onderhoud de shalât om Mij te gedenken.
(15) Voorwaar, het Uur zal komen. Ik sta op het punt om Zelf te onthullen dat iedere ziel beloond zal worden voor wat zij nastreeft.
(16) Laat je daarom er niet van affhouden door degene die er niet in gelooft en zijn begeerte volgt, zodat jij niet ten onder gaat.
(17) Wat is dat daar in jouw rechterhand, O Môesa?"
(18) Hij (Môesa) zei: "Dat is mijn staf, waarop ik leun en warmee ik bladeren afsla voor mijn schapen en die ik ook voor andere doelen gebruik."
(19) Hij (Allah) zei: "Werp hem neer, O Môesa!"
(20) Toen wierp hij hem neer en hij word een slang die zich snel voortbewoog.
(21) Hij (Allah) zei: "Pak hem op en wees niet bang, Wij zullen hem weer in de oorspronkelijke toestand terugbrengen.
(22) En stop jouw hand onderjouw kraag, hij zal wit tevoorschijn komen, zonder ziekte, als een ander Teken.
(23) Zodat Wij jou iets te laten zien van Onze gmte Tekenen.
(24) Ga naar Fir'aun: voorwaar, hij overtrad."
(25) Hij (Môesa) zei: "O Heer, verruim mijn borst.
(26) En maak mijn taak makkelijk voor mij.
(27) En verlos mij van het gebrek in mijn tong.
(28) Zodat zij mijn woorden zullen begrijpen.
(29) En stel voor mij een helper aan uit mijn familie.
(30) Hârôen, mijn broeder.
(31) Versterk met hem mijn kracht.
(32) En laat hem delen in mijn taak.
(33) Zodat wij U veel kunnen prijzen.
(34) En U veel zullen gedenken.
(35) Voorwaar, U bent Alziend over ons."
(36) Hij (Allah) zei: "Waarlijk, jouw verzoek is ingewilligd, O Môesa.
(37) En voorzeker, Wij hebben jou een andere keer begunstigd.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022