(137) Dit is slechts een gewoonte van de vroegeren.
(138) En wij zullen niet behoren tot hen die gestraft worden."
(139) Maar zij loochenden hem, dus vernietigden Wij hen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen waren gew gelovigen.
(140) En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige.
(141) Het volk van de Tsamôed loochende de Boodschappers.
(142) (Gedenk) toen hun broeder Shâlih tot hen zei: "Vrezen jullie (Allah) niet?
(143) Voorwaar, ik ben voor jullie een betrouwbare Boodschapper.
(144) Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij.
(145) En ik vraag jullie er geen beloning voor, mijn beloning berust alleen bij de Heer der Werelden.
(146) Zullen jullie in veiligheid gelaten worden temidden van wat hier is?
(147) Temidden van tuinen en bronnen.
(148) En akkerland en dadelpalmen met tere trossen.
(149) En jullie houwen vaardig huizen uit in de bergen.
(150) Vreest dan Allah en gehoorzaamt mij.
(151) En geeft geen gehoor aan het bevel van de buitensporigen.
(152) Degenen die verderf zaaien op de aarde en zich niet beteren."
(153) Zij zeiden: "Voorwaar, jij behoort tot de betoverden.
(154) Jij bent slechts een mens zoals wij. Breng daarom een Teken als jij tot de waarachtigen behoort."
(155) Hij (Shâlih) zei: "Dit is een vrouwtjeskameel, zij heeft recht om te drinken en jullie hebben recht om te drinken, (ieder) op een vastgestelde dag.
(156) En treft haar niet met kwaad, want dan zal de straf van een Geweldige Dag jullie treffen.
(157) Toen slachtten zij haar, daarna werden zij berouwvollen.
(158) Toen trof de bestraffing hen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van hen zijn geen gelovigen.
(159) En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Barmhartige.