(184) En vreest Degene Die jullie en de vroegere generaties geschapen heeft."
(185) Zij zeiden: "Voorwaar, jij behoort slechts tot de betoverden.
(186) En jij bent slechts een mens als wij ein wij vinden dat jij zeker tot de leugenaars behoort.
(187) Laat dan eens een stuk van de hemel op ons vallen, als jij tot de waarachtigen behoort."
(188) Hij zei: "Mijn Heer weet het beste wat jullie doen."
(189) Maar zij loochenden hem, waarop een bestraffing hen trofop een zwaarbewolkte dag. Voorwaar, het was een bestraffing van een geweldige dag.
(190) Voorwaar, daarin is zeker een Teken, maar de meesten van ben zijn geen gelovigen.
(191) En voorwaar, jouw Heer (O Moehammad) is zeker Hij, de Almachtige, de Meest Bamhartige.
(192) En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een neerzending van de Heer der Werelden.
(193) Met hem (de Koran) daalde de getrouwe Geest (Djibrîl) neer.
(194) Op jouw hart (O Moehammad), opdat jij tot de waarschuwers behoort.
(195) In een duidelijke Arabische taal.
(196) En voorwaar, hij (de Koran) is zeker (aangekondigd) in de Schriften van de vroegeren.
(197) Is het voor hen dan geen teken dat de geleerden van de Kinderen van Israël hem kennen?
(198) En als Wij hem am de niet-Arabieren hadden doen neerdalen.
(199) (En als) hij hem dan aan ben voorgedragen had, dan hadden zij er niet in geloofd.
(200) Op deze wijze deden Wij hem binnendringen in de barten van de misdadigers.
(201) Zij zullen er niet in geloven totdat zij de pijnlijke bestraffing zien.
(202) Die plotseling tot ben zal komen, terwijl zij het niet beseffen.
(203) Dan zeggen zij: "Krijgen wij uitstel?"
(204) Vragen zij dan dat Onze bestraffing bespoedigd wordt?
(205) Wat denk jij dan, als Wij hun (enige) jaren laten genieten?
(206) En daarop tot hen komt wat beloofd was?