(13) En geef hen een voorbeeld: de bewoners van de stad toen de gezanten tot haar kwamen.
(14) Toen Wij er twee tot hen zonden, waarop zij hen loochenden, toen versterkten Wij (hen) met een derde. Zij zeiden toen: "Voorwaar, wij zijn gezanten voor jullie."
(15) Zij zeiden: "Jullie zijn slechts mensen zoals wij en de Erbarmer heeft niets neergezonden, jullie doen niets anders dan liegen."
(16) Zij zeiden: "Voorwaar, onze Heer weet dat wij zeker gezanten voor jullie zijn.
(17) En onze taak is slechts het overbrengen van de duidelijke verkondiging.
(18) Zij zeiden: "Voorwaar, wij zien een kwaad lot in jullie, als jullie dan niet ophouden, dan zullen wij jullie zeker stenigen en dan zal jullie zeker een pijnlijke bestraffing van ons treffen."
(19) Zij zeiden: "Jullie kwade lot ligt bij jullie zelf, is het omdat jullie vermaand worden? Nee, jullie zijn een buitensporig volk."
(20) En uit het verste gedeelte van de stad kwam een man aangesneld, die zei: "O mijn volk, volgt de gezanten.
(21) Volgt hen die geen beloning van jullie vragen en rechtgeleiden zijn.
(22) En waarom zou ik niet Hem aanbidden Die mij heeft geschapen? En tot Hem worden jullie teruggekeerd.
(23) Hoe zou ik dan naast Hem goden kunnen nemen? Als de Barmhartige voor mij tegenspoed zou wensen, dan zou hun voorspraak mij niets baten en mij niet redden.
(24) Voorwaar, dan zou ik zeker in duidelijke dwaling verkeren.
(25) Voorwaar, ik geloof in jullie Heer, luistert daarom."
(26) Er werd gezegd: "Treed het Paradijs binnen." Hij zei: "O wee, wist mijn volk maar.
(27) Wat mijn Heer mij heeft vergeven en mij tot één van de geëerden heeft gemaakt!"