(191) En doodt hen waar jullie hen ook aantreffen en verdrijft hen zoals zij jullie hebben verdreven. En Fitnah is erger dan doodslag. En bestrijdt hen niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) totdat zij jullie daar bestrijden; als zij jullie dan bestrijden: doodt hen dan. Zo is de vergeliding voor de ongelovigen.
(192) Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
(193) En bestridjt hen tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers.
(194) De gewijde maand om de gewijde maand, (in) de gewijde (plaatesen en maanden) geldt de Qishâsh. Wie dan tegen jullie overtreedt, overtreedt dan tegen hem dan en dezelfde mate waarin hij tegen jullie overtreedt. En vreest Allah en weet dat Allah met de Moettaqôen is.
(195) En geeft bijdragen op de Weg van allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief.
(196) En verricht de Haddj en de 'Oemrah voor Allah. En indien iemand dan verhinderd is, laat die dan een offerdier (slachten) dat makkelijk te vinden is, en escheert jullie hoofden niet tot het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. (Voor) wie van jullie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft, dat hem last bezorgt (en waardoor scheren noodzakelijk is) is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. En wanneer jullie in veiligheid zijn en (het betreft) degene die de Haddj op de Tamattoe'-wijze verricht, laat hem dan offeren wat makkelijk te vinden is. Maar degene die niets vindt, (voor hem geldt) dan het vasten: drie dagen gedurende de Haddj en zeven (dagen) wanneer jullie teruggekeerd, dat is tien bijelkaar. Dat geldt voor degene wiens gezinsleden niet bij de Masdjid al Harâm (de Gewijde Moskee te Mekkah) wonen. En vreest Allah en weet dat Allah hard is in de bestraffing.