البقرة   سورة  : Al-Baqara


سورة Sura   البقرة   Al-Baqara
وَلَن تَرْضَىٰ عَنكَ الْيَهُودُ وَلَا النَّصَارَىٰ حَتَّىٰ تَتَّبِعَ مِلَّتَهُمْ ۗ قُلْ إِنَّ هُدَى اللَّهِ هُوَ الْهُدَىٰ ۗ وَلَئِنِ اتَّبَعْتَ أَهْوَاءَهُم بَعْدَ الَّذِي جَاءَكَ مِنَ الْعِلْمِ ۙ مَا لَكَ مِنَ اللَّهِ مِن وَلِيٍّ وَلَا نَصِيرٍ (120) الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَتْلُونَهُ حَقَّ تِلَاوَتِهِ أُولَٰئِكَ يُؤْمِنُونَ بِهِ ۗ وَمَن يَكْفُرْ بِهِ فَأُولَٰئِكَ هُمُ الْخَاسِرُونَ (121) يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ اذْكُرُوا نِعْمَتِيَ الَّتِي أَنْعَمْتُ عَلَيْكُمْ وَأَنِّي فَضَّلْتُكُمْ عَلَى الْعَالَمِينَ (122) وَاتَّقُوا يَوْمًا لَّا تَجْزِي نَفْسٌ عَن نَّفْسٍ شَيْئًا وَلَا يُقْبَلُ مِنْهَا عَدْلٌ وَلَا تَنفَعُهَا شَفَاعَةٌ وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ (123) ۞ وَإِذِ ابْتَلَىٰ إِبْرَاهِيمَ رَبُّهُ بِكَلِمَاتٍ فَأَتَمَّهُنَّ ۖ قَالَ إِنِّي جَاعِلُكَ لِلنَّاسِ إِمَامًا ۖ قَالَ وَمِن ذُرِّيَّتِي ۖ قَالَ لَا يَنَالُ عَهْدِي الظَّالِمِينَ (124) وَإِذْ جَعَلْنَا الْبَيْتَ مَثَابَةً لِّلنَّاسِ وَأَمْنًا وَاتَّخِذُوا مِن مَّقَامِ إِبْرَاهِيمَ مُصَلًّى ۖ وَعَهِدْنَا إِلَىٰ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ أَن طَهِّرَا بَيْتِيَ لِلطَّائِفِينَ وَالْعَاكِفِينَ وَالرُّكَّعِ السُّجُودِ (125) وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ رَبِّ اجْعَلْ هَٰذَا بَلَدًا آمِنًا وَارْزُقْ أَهْلَهُ مِنَ الثَّمَرَاتِ مَنْ آمَنَ مِنْهُم بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ ۖ قَالَ وَمَن كَفَرَ فَأُمَتِّعُهُ قَلِيلًا ثُمَّ أَضْطَرُّهُ إِلَىٰ عَذَابِ النَّارِ ۖ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ (126)
الصفحة Page 19
(120) En de Joden en de Christenen zullen nooit behagen in jou vinden, totdat jij hun godsdienst volgt. Zeg (O Moehammad): "Voorwar, de Leiding van Allah: dat is Leiding." En als jij hun begeerten volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah geen beschermer en geen helper zijn.
(121) Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor, zij zijn degenen die erin geloven. En degenen die er niet in geloven: zij zijn de verliezers.
(122) O Kinderen van Israel, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volken.
(123) En vreest een Dag waarop de ene ziel niets voor een andere ziel kan doen en er geen losprijs van haar aanvard zal worden, geen voorspraak zal haar baten. En zij zullen niet geholpen worden.
(124) En (gedenkt) toen Ibrâhîm door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei: "Voorwar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken." Hij (Ibrâhîm zei: "En ook van mijn nageslacht?" Hij (Allah) antwoordde: "Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet."
(125) En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka'bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Ibrâhîm tot een plaats voor de shalât. En Wij legden de plicht op aan Ibrâhîm en Isma'îl: "Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken, voor hen die er de I'tikaf verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (de shalât).
(126) En (gedenkt) toen Ibrâhîm smeekte: "Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals." Hij (Allah) zei: "En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022