الأعراف   سورة  : Al-A'raaf


سورة Sura   الأعراف   Al-A'raaf
وَلَوْ أَنَّ أَهْلَ الْقُرَىٰ آمَنُوا وَاتَّقَوْا لَفَتَحْنَا عَلَيْهِم بَرَكَاتٍ مِّنَ السَّمَاءِ وَالْأَرْضِ وَلَٰكِن كَذَّبُوا فَأَخَذْنَاهُم بِمَا كَانُوا يَكْسِبُونَ (96) أَفَأَمِنَ أَهْلُ الْقُرَىٰ أَن يَأْتِيَهُم بَأْسُنَا بَيَاتًا وَهُمْ نَائِمُونَ (97) أَوَأَمِنَ أَهْلُ الْقُرَىٰ أَن يَأْتِيَهُم بَأْسُنَا ضُحًى وَهُمْ يَلْعَبُونَ (98) أَفَأَمِنُوا مَكْرَ اللَّهِ ۚ فَلَا يَأْمَنُ مَكْرَ اللَّهِ إِلَّا الْقَوْمُ الْخَاسِرُونَ (99) أَوَلَمْ يَهْدِ لِلَّذِينَ يَرِثُونَ الْأَرْضَ مِن بَعْدِ أَهْلِهَا أَن لَّوْ نَشَاءُ أَصَبْنَاهُم بِذُنُوبِهِمْ ۚ وَنَطْبَعُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ فَهُمْ لَا يَسْمَعُونَ (100) تِلْكَ الْقُرَىٰ نَقُصُّ عَلَيْكَ مِنْ أَنبَائِهَا ۚ وَلَقَدْ جَاءَتْهُمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا كَانُوا لِيُؤْمِنُوا بِمَا كَذَّبُوا مِن قَبْلُ ۚ كَذَٰلِكَ يَطْبَعُ اللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِ الْكَافِرِينَ (101) وَمَا وَجَدْنَا لِأَكْثَرِهِم مِّنْ عَهْدٍ ۖ وَإِن وَجَدْنَا أَكْثَرَهُمْ لَفَاسِقِينَ (102) ثُمَّ بَعَثْنَا مِن بَعْدِهِم مُّوسَىٰ بِآيَاتِنَا إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ فَظَلَمُوا بِهَا ۖ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِينَ (103) وَقَالَ مُوسَىٰ يَا فِرْعَوْنُ إِنِّي رَسُولٌ مِّن رَّبِّ الْعَالَمِينَ (104)
الصفحة Page 163
(96) En ais de inwoners van de steden hadden geloofd en (Allah) hadden gcvreesd, dan hadden Wij zeker voor hen zegeningen uit de hemel en de aarde geopend; maar zij loochenden, zodat Wij hen grepen wegens wat zij plachten te verrichten.
(97) Voelen de inwoners van de steden zich er soms veilig voor, dat Onze bestraffing in de nacht tot hen komt, terwijl zij slapen?
(98) Ofvoelen de inwoners van de steden zich er soms veilig voor, dat Onze bestrafting in de ochtend tot hen komt, terwijl zij spelen?
(99) Voelen zij zich soms veilig voor het plan van Allah? Niemand voelt zich veilig voor het plan van Allah, behalve het verliezende volk.
(100) Is het degenen die de aarde beërven na (de ondergang van) haar bewoners niet duidelijk geworden dat, als Wij zouden willen, Wij hen zouden treffen vanwcge hun zonden, en Wij hun harten zouden vergrendelen zodat zij niet zouden kunnen luisteren?
(101) Over deze steden geven Wij jou (O Moehammad) berichten. En voorzeker, hun Profeten waren tot hen gekomen met de duidelijke bewijzen. Maar zij waren niet zo dat zij geloofden in wat zij voorheen loochenden. Zo vergrendelt Allah de beden van de ongelovigen.
(102) En Wij troffen de meesten van hen aan als mensen die zich niet aan een verbond hielden. En de meesten van ben troffen Wij zeker aan als zwaar zondigen.
(103) Vervolgens zonden Wij na hen Môesa met Onze Tekenen tot Fir'aun en zijn vooraanstaande volgelingen, waarop zij deze in hun onrechtvaadigheid verwierpem. Aanschouw dan hoe het einde was van de verderfzaaiers.
(104) En Môesa zei: "O Fir'aun, voorwaar, ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022