الأعراف   سورة  : Al-A'raaf


سورة Sura   الأعراف   Al-A'raaf
وَلَقَدْ ذَرَأْنَا لِجَهَنَّمَ كَثِيرًا مِّنَ الْجِنِّ وَالْإِنسِ ۖ لَهُمْ قُلُوبٌ لَّا يَفْقَهُونَ بِهَا وَلَهُمْ أَعْيُنٌ لَّا يُبْصِرُونَ بِهَا وَلَهُمْ آذَانٌ لَّا يَسْمَعُونَ بِهَا ۚ أُولَٰئِكَ كَالْأَنْعَامِ بَلْ هُمْ أَضَلُّ ۚ أُولَٰئِكَ هُمُ الْغَافِلُونَ (179) وَلِلَّهِ الْأَسْمَاءُ الْحُسْنَىٰ فَادْعُوهُ بِهَا ۖ وَذَرُوا الَّذِينَ يُلْحِدُونَ فِي أَسْمَائِهِ ۚ سَيُجْزَوْنَ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ (180) وَمِمَّنْ خَلَقْنَا أُمَّةٌ يَهْدُونَ بِالْحَقِّ وَبِهِ يَعْدِلُونَ (181) وَالَّذِينَ كَذَّبُوا بِآيَاتِنَا سَنَسْتَدْرِجُهُم مِّنْ حَيْثُ لَا يَعْلَمُونَ (182) وَأُمْلِي لَهُمْ ۚ إِنَّ كَيْدِي مَتِينٌ (183) أَوَلَمْ يَتَفَكَّرُوا ۗ مَا بِصَاحِبِهِم مِّن جِنَّةٍ ۚ إِنْ هُوَ إِلَّا نَذِيرٌ مُّبِينٌ (184) أَوَلَمْ يَنظُرُوا فِي مَلَكُوتِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا خَلَقَ اللَّهُ مِن شَيْءٍ وَأَنْ عَسَىٰ أَن يَكُونَ قَدِ اقْتَرَبَ أَجَلُهُمْ ۖ فَبِأَيِّ حَدِيثٍ بَعْدَهُ يُؤْمِنُونَ (185) مَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَلَا هَادِيَ لَهُ ۚ وَيَذَرُهُمْ فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ (186) يَسْأَلُونَكَ عَنِ السَّاعَةِ أَيَّانَ مُرْسَاهَا ۖ قُلْ إِنَّمَا عِلْمُهَا عِندَ رَبِّي ۖ لَا يُجَلِّيهَا لِوَقْتِهَا إِلَّا هُوَ ۚ ثَقُلَتْ فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ لَا تَأْتِيكُمْ إِلَّا بَغْتَةً ۗ يَسْأَلُونَكَ كَأَنَّكَ حَفِيٌّ عَنْهَا ۖ قُلْ إِنَّمَا عِلْمُهَا عِندَ اللَّهِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ (187)
الصفحة Page 174
(179) En voorzeker, Wij hebben velen van de Djinn's en de mensen voor de Hel geschapen. Zij bezitten harten waarmee zij niet begrijpen en zij bezitten ogen waarmee zij niet zien en zij bezitten oren waarmee zij niet horen, zij zijn degenen die als het vee zijn. Zij dwalen zelfs nog erger. Zij zijn degenen die de achtelozen zijn.
(180) En aan Allah behoren de Schone Namen, roept Hem daarmee aan en verlaat degenen die misbruik van Zijn Namen maken; zij zullen worden vergolden vooir wat zij plachten te doen.
(181) En onder hen die Wij hebben geschapen bevindt zich een gemeenschap die leidt volgens de Waarheid en daarmee handelen zij rechtvaardig.
(182) En degenen die Onze Verzen loochenden, die zullen Wij geleidelijk naar de vernietiging voeren, ze dat zij het niet weten.
(183) En Ik geef hen uitstel, Voorwaar, Mijn plan is sterk.
(184) En denken zij niet na? Hun stamgenoot (Moehammad) is niet bezeten. Hij is slechts een duidelijke waarschuwer.
(185) En kijken zij niet naar het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en naar alle dingen die Allah heeft geschapen? En mogelijk is hun termijn waarlijk reeds nabij. In welk woord buiten dit Woord zullen zij dan geloven?
(186) En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen leider en Hij laat hen onrustig in hun overtreding verkeren.
(187) Zij vragen jou (O Moehammad) over het Uur: "Wanneer zal het plaatsvinden?" zeg: "Voorwaar, de kennis daarover is slechts bij mijn Heer, niemand kan over de tijd ervan duidelijkheid geven dan Hij. Zwaar (is deze kwestie) in de hemelen en op de aarde. Het zal slechts plotseling tot jullie komen." Zij vragen jou als of jij daarvan op de hoogte bent. Zeg: "Voorwaar, de kennis daarover is slechts bij Allah, maar de meeste mensen weten het niet.
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022