الأعراف   سورة  : Al-A'raaf


سورة Sura   الأعراف   Al-A'raaf
أُبَلِّغُكُمْ رِسَالَاتِ رَبِّي وَأَنَا لَكُمْ نَاصِحٌ أَمِينٌ (68) أَوَعَجِبْتُمْ أَن جَاءَكُمْ ذِكْرٌ مِّن رَّبِّكُمْ عَلَىٰ رَجُلٍ مِّنكُمْ لِيُنذِرَكُمْ ۚ وَاذْكُرُوا إِذْ جَعَلَكُمْ خُلَفَاءَ مِن بَعْدِ قَوْمِ نُوحٍ وَزَادَكُمْ فِي الْخَلْقِ بَسْطَةً ۖ فَاذْكُرُوا آلَاءَ اللَّهِ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ (69) قَالُوا أَجِئْتَنَا لِنَعْبُدَ اللَّهَ وَحْدَهُ وَنَذَرَ مَا كَانَ يَعْبُدُ آبَاؤُنَا ۖ فَأْتِنَا بِمَا تَعِدُنَا إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ (70) قَالَ قَدْ وَقَعَ عَلَيْكُم مِّن رَّبِّكُمْ رِجْسٌ وَغَضَبٌ ۖ أَتُجَادِلُونَنِي فِي أَسْمَاءٍ سَمَّيْتُمُوهَا أَنتُمْ وَآبَاؤُكُم مَّا نَزَّلَ اللَّهُ بِهَا مِن سُلْطَانٍ ۚ فَانتَظِرُوا إِنِّي مَعَكُم مِّنَ الْمُنتَظِرِينَ (71) فَأَنجَيْنَاهُ وَالَّذِينَ مَعَهُ بِرَحْمَةٍ مِّنَّا وَقَطَعْنَا دَابِرَ الَّذِينَ كَذَّبُوا بِآيَاتِنَا ۖ وَمَا كَانُوا مُؤْمِنِينَ (72) وَإِلَىٰ ثَمُودَ أَخَاهُمْ صَالِحًا ۗ قَالَ يَا قَوْمِ اعْبُدُوا اللَّهَ مَا لَكُم مِّنْ إِلَٰهٍ غَيْرُهُ ۖ قَدْ جَاءَتْكُم بَيِّنَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ ۖ هَٰذِهِ نَاقَةُ اللَّهِ لَكُمْ آيَةً ۖ فَذَرُوهَا تَأْكُلْ فِي أَرْضِ اللَّهِ ۖ وَلَا تَمَسُّوهَا بِسُوءٍ فَيَأْخُذَكُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ (73)
الصفحة Page 159
(68) Ik verkondig jullie Boodschappen van mijn Heer en ik ben voor jullie een betrouwbare raadgever."'
(69) En verhaasde het jullie, dat er tot jullie een vermaning van jullie Heer is gekomen, door een man uit jullie midden, om jullie te vermanen? En gedenkt toen Hij jullie tot opvolgers had aangesteld na (do ondergang van) het volk van Nôeh. En jullie gestalten maakten Wij groter (dan die van hen). Gedenkt daarom de gunsten van Allah. Hopelijk zullen jullie welslagen.
(70) Zij zeiden: "Ben jij tot ons gekomen opdat Wij Allah ah Enige aanbidden en verlaten wat onze vaderen plachten te aanbidden? Laat dan komen, hetgeen wat jij ons aanzegt, als jij tot de waarachtigen behoort."
(71) Hij zei: "Waarlijk, een bestraffing en toorn van jullie Heer is erover jullie neergekomen. Willen jullie met mij redetwisten over de namen die jullie en jullie vaderen gaven (aan jullie afgoden), waarvoor Allah geen bewijs heeft neergezonden? Wachten jullie maar: voorwaar, ik behoor met jullie tot de wachtenden."
(72) Toen redden Wij hem (Hôed) en degenen met hem door Genade van Ons en Wij roeiden degenen die Onze Tekenen loochenden geheel uit. En zij plachten geen gelovigen te zijn.
(73) En tot de Tsamôed (zonden Wij) hun broeder Shâlih. Hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij. Waarlijk, er is een duidelijk bewijs van jullie Heer tot jullie gekomen. Dat is de vrouwtjeskameel van Allah, als een Teken voor jullie. Laat haar daarom op de aarde van Allah eten en doe haar geen kwaad, anders zal een pijnlijke bestraffing jullie grijpen."
 


اتصل بنا | الملكية الفكرية DCMA | سياسة الخصوصية | Privacy Policy | قيوم المستخدم

آيــــات - القرآن الكريم


© 2022